Grammatik: het bezittelijk voornaamwoord

Sitzordnung
Aan het einde van de les:
  • weet ik/kan ik/ ken ik
3B
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Sitzordnung
Aan het einde van de les:
  • weet ik/kan ik/ ken ik
3B

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lernziele
Aan het einde van de les:
  • ken ik de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits
  • ken ik de regels voor de bez. vnw. in de nominatief
  • heb ik aan de werkdoelen voor "Lesen" gewerkt

Slide 3 - Tekstslide

Vertaal in het Duits
  1. (Vater)        jouw vader
  2. (Mutter)     jullie moeder
  3. (Tochter)   mijn dochter
  4. (Team)        zijn team
  5. (Stimme)   haar stem
  6. (Tante)        onze tante
  7. (Onkel)        hun oom 

Slide 4 - Tekstslide

Vertaal in het Duits
  1. (dein Vater)            jouw vader
  2. (eure Mutter)         jullie moeder
  3. (meine Tochter)   mijn dochter
  4. (sein Team)            zijn team
  5. (ihre Stimme)       haar stem
  6. (unsere Tante)      onze tante
  7. (ihr Onkel)              hun oom 

Slide 5 - Tekstslide

Geslacht zelfstandige naamwoorden
lidwoorden
bepaalde lidwoorden
  • der-groep: de, het
onbepaalde lidwoorden
  • ein-groep: een
Geslachten:
  • mannelijk         der
  • vrouwelijk         die
  • onzijdig             das

Slide 6 - Tekstslide

Geslacht zelfstandig naamwoord
mannelijk (der)
vrouwelijk (die)
onzijdig (das)
meervoud (die)
mannelijke personen
vrouwelijke personen
het-woorden in het Nederlands
mannelijke dieren
vrouwelijke dieren
verkleinwoorden
dagen van de week, maanden
meeste woorden eindigen op: -e
windrichting
woorden eindigen op: heit, keit, schat, ung, ion

Slide 7 - Tekstslide

 Bezittelijke voornaamwoord
Nederlands
Duits: der of das
Duits: die
mijn
mein
meine
jouw
dein
deine
zijn
sein
seine
haar
ihr
ihre
ons/onze
unser
unsere
jullie
euer
eure
hun
ihr
ihre
uw
Ihr
Ihre

Slide 8 - Tekstslide

Possessivpronomen- Bezittelijke voornaamwoorden
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie
hun/uw
mein
dein
sein
ihr
unser
euer
ihr/Ihr

Slide 9 - Sleepvraag

Bezittelijk voornaamwoord
uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein-
D
euer

Slide 10 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 11 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
haar
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 12 - Quizvraag

Sich vorstellen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Lernziele
Aan het einde van de les:
  • ken ik de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits
  • ken ik de regels voor de bez. vnw. in de nominatief

Slide 15 - Tekstslide

Tijd voor werkdoelen Duits

Slide 16 - Tekstslide

Tschüss!

Slide 17 - Tekstslide