In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Anatomie
Zintuigstelsel
Periode 2
Week 5
LOEP Basiszorg
Slide 1 - Tekstslide
Vragen
Zijn er nog vragen over de lesstof van vorige week?
--> Zenuwstelsel (deel 2)
Slide 2 - Tekstslide
Quiz
Er volgen nu 8 quizvragen over de lesstof van vorige week.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden
Slide 3 - Tekstslide
Welk deel van de hersenen is verantwoordelijk voor de vitale levensfuncties (hart en longen)?
A
grote hersenen
B
kleine hersenen
C
hersenstam
Slide 4 - Quizvraag
De functie van het cerebellum is:
A
Coördinatie en evenwicht
B
Emoties en willekeur
C
Regelen van de vitale functies
Slide 5 - Quizvraag
Waar in de hersenen zit het hersengebied dat verantwoordelijk is voor het zien (dus informatie vanuit de ogen verwerkt)
A
Aan de voorkant van de kleine hersenen
B
Aan de achterkant van de kleine hersenen
C
Aan de voorkant van de grote hersenen
D
aan de achterkant van de grote hersenen
Slide 6 - Quizvraag
Waarin speelt het motorische schorsgebied een rol?
A
de bewuste bewegingen van je lichaam
B
bewustwording van de waarnemingen door de zintuigen
Slide 7 - Quizvraag
Welk hersenvlies ligt het dichtst tegen de hersenen aan?
A
het spinnenwebvlies (arachnoïdes)
B
het zachte vlies (pia mater)
C
het harde vlies (dura mater)
Slide 8 - Quizvraag
Welk weefsel heeft o.a. de volgende functies: de hersenen beschermen en deze voorzien van zuurstof en voedingsstoffen?
A
Dermatoom
B
Liquor
C
Plexus
D
Ruggenmerg
Slide 9 - Quizvraag
Waaruit bestaat het perifere zenuwstelsel?
A
de ruggenmergzenuwen
B
de hersenen en het ruggenmerg
C
het ruggenmerg en de ruggenmergzenuwen
D
de hersenzenuwen en ruggenmergzenuwen
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een dermatoom?
A
de weg die een impuls bij een reflex aflegt
B
de plaats in de hersenen waar hersenvocht (liquor) gevormd wordt
C
een aandoening van het zenuwstelsel
D
Een specifiek deel van het lichaamsoppervlak waarmee een paar ruggenmergzenuwen verbonden is
Slide 11 - Quizvraag
Leerdoelen week 5
Hoofdleerdoel: De student beschrijft de ligging, bouw, functie en werking van het zintuigstelsel.
Subleerdoelen
De student kan:
uitleggen wat zintuigcellen zijn.
vijf algemene kenmerken van de zintuigcellen benoemen en uitleggen wat deze inhouden
de indeling van zintuigcellen benoemen en uitleggen op basis van herkomst en op basis van het soort prikkel.
de bouw, functie en werking van de volgende organen die te maken hebben met de zintuigen benoemen en in eigen woorden uitleggen: neus, tong, oog, oor en huid en kan daarbij de Nederlandse benaming benoemen en de Latijnse benaming herkennen.
Slide 12 - Tekstslide
Zintuigcellen
Een zintuigcel (sensor) is een cel die gevoelig is voor een prikkel. De prikkel is een veranderde omstandigheid in de omgeving van de zintuigcel. Vaak wordt een zintuigcel ook aangeduid met de term receptor (ontvanger)
Slide 13 - Tekstslide
Kenmerken van zintuigcellen
Wat houden deze 5 algemene kenmerken van de zintuigcellen in?
Er volgen nu 13 quizvragen over de bouw, functie en werking van de zintuigen.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden
Slide 31 - Tekstslide
Welk onderdeel van het oog wordt in het plaatje aangeduid met het cijfer 1?
A
pupil
B
lens
C
iris
D
hoornvlies
Slide 32 - Quizvraag
Met welke zintuigcellen in het oog zie je kleur en waar liggen deze cellen?
A
met de staafjes, deze liggen met name in het centrum van het netvlies
B
met de kegeltjes, deze liggen met name in het centrum van het netvlies
C
met de staafjes, deze liggen het meest aan de buitenranden van het netvlies
D
met de kegeltjes, deze liggen het meest aan de buitenranden van het netvlies
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de blinde vlek?
A
Het is de plaats waar de oogzenuw met het netvlies verbonden is
B
Het is de plaats waar de meeste kegeltjes in het netvlies liggen
C
Het is de plaats waar de meeste staafjes in het netvlies liggen
D
Het is de plaats waar het licht het oog binnenvalt
Slide 34 - Quizvraag
Het doel van de pupilreflex is het regelen van de hoeveelheid licht die in het oog valt. Wat gebeurt er met je pupil als je vanuit het donker een verlichte kamer binnenstapt?
A
de pupil wordt groter
B
de pupil wordt kleiner
Slide 35 - Quizvraag
Welk deel van het oor is in de afbeelding aangeduid met het cijfer 1?
A
de gehoorgang
B
het trommelvlies
C
het slakkenhuis
D
de stijgbeugel
Slide 36 - Quizvraag
Wat is de functie van het onderdeel dat in het plaatje met het cijfer 8 is aangeduid?
A
doorgeven van geluidstrillingen aan de gehoorbeentjes
B
doorgeven van de geluidsprikkel richting de hersenen
C
omzetten van geluidstrillingen in prikkels/impulsen
D
zorgen dat de luchtdruk binnen en buiten het oor gelijk blijft
Slide 37 - Quizvraag
Wat is de functie van de gehoorbeentjes?
A
doorgeven van geluidstrillingen vanuit de gehoorgang aan het trommelvlies
B
omzetten van geluidstrillingen in een elektrische impuls
C
doorgeven van geluidstrillingen vanuit het trommelvlies aan het slakkenhuis
D
doorgeven van geluidstrillingen vanuit het slakkenhuis aan de gehoorzenuw
Slide 38 - Quizvraag
Waar bevinden zich de gehoorsteentjes?
A
in het slakkenhuis
B
in de trommelholte
C
in het evenwichtsorgaan
D
in de gehoorzenuw
Slide 39 - Quizvraag
Wat is de functie van de N. Lingualis?
A
doorgeven van prikkels van de smaakzintuigcellen naar de hersenen
B
doorgeven van prikkels van de reukzintuigcellen naar de hersenen
C
doorgeven van prikkels van de oogzintuigcellen naar de hersenen
D
doorgeven van informatie over de stand van het lichaam naar de hersenen
Slide 40 - Quizvraag
Wat is de functie van de smaakpapil?
A
prikkels doorgeven aan de tongzenuw
B
beschermen van de smaakzintuigcellen
C
prikkels doorgeven richting de hersenen
D
beschermen van de tongzenuw
Slide 41 - Quizvraag
Welk type zintuigcellen zorgen er in de neus voor dat je kan ruiken?
A
thermoreceptoren
B
chemoreceptoren
C
mechanoreceptoren
D
fotoreceptoren
Slide 42 - Quizvraag
De prikkels vanuit de reukzintuigcellen worden naar de hersenen gestuurd via de:
A
N. Olfactorius
B
N. Lingualis
C
N. Opticus
D
N. Cochlearis
Slide 43 - Quizvraag
Stelling: In de huid liggen zowel thermoreceptoren, mechanoreceptoren, pijnreceptoren en fotoreceptoren
A
waar
B
niet waar
Slide 44 - Quizvraag
Aan de slag / huiswerk
Werk de leerdoelen van week 6 uit
Gebruik hierbij de ingesproken PowerPoint (college Zintuigen) en onderstaande module uit ExpertCollege: