Cursus 1, § 4 (feit, mening, argument)

Cursus 1, § 4
1. Uitleg theorie (met opdrachten en aantekeningen)
2. Zelfstandig werken (met huiswerk)
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Cursus 1, § 4
1. Uitleg theorie (met opdrachten en aantekeningen)
2. Zelfstandig werken (met huiswerk)

Slide 1 - Tekstslide

Verdeel de volgende uitspraken in twee categorieën. 
(De verdeling heeft niet te maken met zinslengte, spelling, enz.)
Groep 1
Groep 2
Ik vind jouw trui helemaal niet mooi.
In onze woonkamer hangt bloemetjesbehang.
In chocolade zit veel suiker.
Pizza is zijn lievelingseten.
Monopoly is het leukste bordspel.
Winkels zouden elke avond open moeten zijn.
Die nieuwe regels zijn wat mij betreft onnodig.

Slide 2 - Sleepvraag

Antwoorden
Die nieuwe regels zijn wat mij betreft onnodig.
Winkels zouden elke avond open moeten zijn.
Ik vind jouw trui helemaal niet mooi.
Monopoly is het leukste bordspel.

In onze woonkamer hangt bloemetjesbehang.
In chocolade zit veel suiker.
Pizza is zijn lievelingseten.

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden
Die nieuwe regels zijn wat mij betreft onnodig.
Winkels zouden elke avond open moeten zijn.
Ik vind jouw trui helemaal niet mooi.
Monopoly is het leukste bordspel.

In onze woonkamer hangt bloemetjesbehang.
In chocolade zit veel suiker.
Pizza is zijn lievelingseten.
Mening
Feit

Slide 4 - Tekstslide

Feit en mening
Mening:
- Iets wat iemand vindt. Ook wel 'standpunt' genoemd.
- Je kan het ermee eens of oneens zijn.
- Signaalwoorden bijvoorbeeld: ik vind, volgens mij, zou moeten, enz. (Signaalwoorden worden niet altijd gebruikt, maar maken het wel duidelijker)

Feit:
- Je kunt controleren of het waar of onwaar is.

Slide 5 - Tekstslide

"Winkels zouden elke avond open moeten zijn."
Stel dat dit jouw mening is. Bedenk een reden waarom dit zo moet zijn.

Slide 6 - Open vraag

Argument
Argument:
- Ondersteunt je mening/standpunt.
- Reden waarom je die mening/dat standpunt hebt.
- Je kunt meerdere argumenten hebben bij een mening/standpunt.
- Signaalwoorden bijvoorbeeld: want, omdat, enz.
(Signaalwoorden worden niet altijd gebruikt, maar maken het wel duidelijker)

Slide 7 - Tekstslide

Bedenk een argument bij de mening "Monopoly is het leukste bordspel".

Slide 8 - Open vraag

Huiswerk H
Huiswerk dinsdag 12 december:

Cursus 1, §4:
- Leren theorie (vul eventueel je aantekeningen aan)
- Maken opdracht 2 en 4 (papieren boek + schrift)

Maandag 11 december: boek 2 uit en meenemen naar de les.

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk V
Huiswerk dinsdag 12 december:

Cursus 1, §4:
- Leren theorie (vul eventueel je aantekeningen aan)
- Maken opdracht 1, 2 en 3 (papieren boek + schrift)

Maandag 11 december: boek 2 uit en meenemen naar de les.

Slide 10 - Tekstslide