4H H19H20 argumenteren

4 havo - 5 september
  • Even herhalen: standpunt -  argument - tegenargument - weerlegging - feitelijke en waarderende argumenten;
  • instructie H20 'argumentatiestructuren'.
  • aan de slag: opdracht 2, 3, 4, 5, 6 blz. 98
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

4 havo - 5 september
  • Even herhalen: standpunt -  argument - tegenargument - weerlegging - feitelijke en waarderende argumenten;
  • instructie H20 'argumentatiestructuren'.
  • aan de slag: opdracht 2, 3, 4, 5, 6 blz. 98

Slide 1 - Tekstslide

H20 'argumentatiestructuren'

Slide 2 - Tekstslide

feiten en aanvaardbaarheid
Wanneer je een feitelijk argument op waarde wilt schatten, heb je kennis van het onderwerp dat centraal staat nodig.
Parate kennis is handig - weten welke betrouwbare bronnen je kunt raadplegen ook.

Slide 3 - Tekstslide

voorbeeld
Grote steden moeten strenge milieuzones instellen, want dieselmotoren leveren de grootste bijdrage aan de slechte luchtkwaliteit. - makkelijk te controleren

Het is logisch dat topfuncties vooral bekleed worden door mannen, want mannen zijn competitiever dan vrouwen.
- lastig te contoleren

Slide 4 - Tekstslide

niet-feiten en aanvaardbaarheid
Waarderende uitspraken zijn lastiger te beoordelen. Ze hebben in een betoog meer uitleg nodig en vereisen ook argumenten die hun aanvaardbaarheid ondersteunen.

.....want goede gezondheidszorg moet voor iedereen toegankelijk zijn.
.....want dieren moet je goed behandelen.

Slide 5 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 6 - Tekstslide

Argumentatiestructuren H20
  • Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
  • nevenschikkende argumentatie = één standpunt en meerdere argumenten - afhankelijk/onafhankelijk
  • onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten 

Slide 7 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 8 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Je lever wordt door alcoholgebruik steeds slechter.

Slide 9 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 10 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie 

Heel Nederland heeft last van het slechte weer.
In Noord-Nederland hadden ze te maken met veel schade door de harde wind.
Terwijl Zuid-Nederland met name te maken had met wateroverlast.

Slide 11 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Een taxi kost meer dan wanneer je  zelf rijdt.
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.

Slide 12 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Stelling: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Zet de stelling met de bijbehorende argumenten in een schema

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1,2,3,4 blz. 98

Slide 15 - Tekstslide

debatteren
Hoe bedenk je goede argumenten?
AUB: Argument: - Uitleg - Voorbeeld
SExI: State - Explain - Illustrate

Slide 16 - Tekstslide

Een sterk argument bestaat uit mee dan één zin.
Duidelijke structuur is dus nodig (voor spreker en luisteraar).
Argumenten komen beter over en zijn dan dus overtuigender.

Slide 17 - Tekstslide

SExI - model
State: Vat in een korte zin je argument samen
Explain: Leg je argument uit. Beantwoord hiervoor twee vragen:
a. Waarom klopt je argument?
b. Waarom is je argument belangrijk?

Illustrate: Geef een voorbeeld, feit of statistiek dat je argument sterker maakt.

Slide 18 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
Stelling: 

Leerlingen die gemiddeld een 7 staan, moeten vrijstellingen van lessen kunnen krijgen.

Slide 19 - Tekstslide

State
Deze leerlingen beheersen de lesstof ruim voldoende en gaan zich daarom vervelen tijdens de les. Het lestempo is te traag voor hen, ze kunnen beter zelfstandig aan de lesstof werken.

Slide 20 - Tekstslide

Explain
a. Waarom klopt het?
Deze leerlingen zijn sneller klaar als ze zelfstandig werken en hun eigen tempo kunnen aanhouden.
b. Waarom is het belangrijk?
Zo houden ze meer vrije tijd over die ze kunnen besteden aan vakken waar ze moeite mee hebben.

Slide 21 - Tekstslide

Illustrate
Als een leerling in twintig minuten zelfstandig grammatica kan leren, hoeft hij daar niet vijftig minuten voor in de les te zitten.

Slide 22 - Tekstslide