Paragraaf 20 Argumentatiestructuren

H20 'argumentatiestructuren'
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

H20 'argumentatiestructuren'

Slide 1 - Tekstslide

ARGUMENTATIESCHEMA'S 

Hoe je van een onoverzichtelijke tekst een duidelijk schema kan maken. 

Slide 2 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 3 - Tekstslide

Argumentatiestructuren H20
  • Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
  • nevenschikkende argumentatie = één standpunt en meerdere argumenten - afhankelijk/onafhankelijk
  • onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten 

Slide 4 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
Een argumentatie die bestaat uit één standpunt en één argument (standpunt > argument).

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 5 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
Een standpunt met één argument. 



Slide 6 - Tekstslide

Onafhankelijk nevenschikkende argumentatie

Bij een onafhankelijk nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten. De argumenten zijn gelijkwaardig en kun je onderling van plaats verwisselen.




Slide 7 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin twee of meer argumenten gezamenlijk het standpunt ondersteunen.
De argumenten in nevenschikkende argumentatie kunnen:
- onafhankelijk (ze vormen ieder op zich een zelfstandig argument voor het standpunt) of



- afhankelijk zijn (ze zijn samen nodig om het standpunt te ondersteunen).



Slide 8 - Tekstslide

Afhankelijk nevenschikkende argumentatie
Bij een afhankelijk nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten die met elkaar samenhangen. De argumenten kunnen niet zonder elkaar. Als één van de twee of drie argumenten ontbreekt, klopt de argumentatie niet meer.

Slide 9 - Tekstslide

afhankelijk nevenschikkend = naast elkaar
 de argumenten kan je niet los gebruiken 
Ik kan vanavond niet meer terug naar Amsterdam.
↑                                                      ↑

Ik heb te veel gedronken.       De treinen rijden niet.


Slide 10 - Tekstslide

onafhankelijk nevenschikkend= naast elkaar
Kun je de argumenten los gebruiken? 
Het openbaar vervoer moet goedkoper worden.

↑                                                 ↑
 Hierdoor zullen de files afnemen.   Het is beter voor het milieu


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (standpunt > argument > subargument).

Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster, want zij heeft ruime ervaring in die branche. Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris boekhandel gewerkt. 


Slide 13 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin twee of meer argumenten gezamenlijk het standpunt ondersteunen.

De argumenten in nevenschikkende argumentatie kunnen:
- afhankelijk zijn
- onafhankelijk (ze vormen ieder op zich een zelfstandig argument voor het standpunt).

Slide 14 - Tekstslide

Blokjesschema
Politici zijn niet te vertrouwen: ze hebben immers allemaal hun eigen belangen voorop staan. Ik ga dan ook niet meer stemmen bij de volgende verkiezingen. Bovendien ben ik dan op wereldreis.

Slide 15 - Tekstslide

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Subargument
Ik ben op wereldreis.
Ze hebben allemaal hun eigen belangen voorop staan.
Politici zijn niet te vertrouwen.
Ik ga
  niet meer stemmen.

Slide 16 - Sleepvraag


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 17 - Quizvraag


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 18 - Quizvraag


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 19 - Quizvraag


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 20 - Quizvraag

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 21 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Je lever wordt door alcoholgebruik steeds slechter.

Slide 22 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 23 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie 

Heel Nederland heeft last van het slechte weer.
In Noord-Nederland hadden ze te maken met veel schade door de harde wind.
Terwijl Zuid-Nederland met name te maken had met wateroverlast.

Slide 24 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.
Een taxi kost meer  zelf rijden.

Slide 25 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Stelling: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.

  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 26 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 27 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
Op school kun je je beter concentreren.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.
Leerlingen kunnen altijd uitleg vragen als ze iets niet begrijpen
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Je werkt op school onder toezicht. 
leerlingen zullen hogere cijfers gaan halen

Slide 28 - Tekstslide

niet-feiten en aanvaardbaarheid
Waarderende uitspraken zijn lastiger te beoordelen. Ze hebben in een betoog meer uitleg nodig en vereisen ook argumenten die hun aanvaardbaarheid ondersteunen.

.....want goede gezondheidszorg moet voor iedereen toegankelijk zijn.
.....want dieren moet je goed behandelen.

Slide 29 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend?
We kunnen beter niet bij restaurant 'De gulden pollepel' gaan eten, want een voorgerecht kost al €19,50.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 30 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend?
Je kunt je beter aan de avondklok houden, 's avonds is het immers toch te koud buiten.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 31 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend?
Je kunt beter een blauwe trui kopen, blauw staat je beter dan grijs.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 32 - Quizvraag

H20 'Het verzwegen argument'
Wanneer iemand jou wil overtuigen van een standpunt, moet je de argumenten goed kunnen beoordelen op betrouwbaarheid en aanvaardbaarheid,
maar er bestaat  ook nog zoiets als 'het verzwegen argument' .
(blz. 105 handboek)

Slide 33 - Tekstslide

verzwegen argument
Een argument dat niet letterlijk wordt uitgesproken. De spreker of schrijver gaat er stilzwijgend van uit dat jij het wel eens bent met dit argument en dit argument dus wel aanvaardt.
voorbeeld:
The Crown is een saaie serie (s), want er gebeurt bijna niks in.(a)
Bryan Linssen is de beste voetballer van de eredivisie, hij is immers de topscorer op dit moment.

Slide 34 - Tekstslide

verzwegen argument
The Crown is een saaie serie (s), want er gebeurt bijna niks in.(a)
Dus als er in een serie niets gebeurt, dan is die serie saai?
Bryan Linssen is de beste voetballer van de eredivisie, hij is immers de topscorer op dit moment.
Dus als je topscorer in de eredivisie bent, dan ben je de beste voetballer van Nederland?

Slide 35 - Tekstslide

Paragraaf 20 Argumentatiestructuren

Slide 36 - Tekstslide