Woordenschat H1-5 KT1

woordenschat
hoofdstuk 1 t/m 5
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

woordenschat
hoofdstuk 1 t/m 5

Slide 1 - Tekstslide

Van welk woord ben je niet zeker over de betekenis?
Je mag er maximaal drie kiezen:
dringend, emoties, imiteren, oorzaak, prestatie, relatie, toenemen, vatbaar, verschijnsel

Slide 2 - Open vraag

De fabrikant kan op dit moment geen mondkapjes meer leveren.
Wat betekent 'leveren'?

Slide 3 - Open vraag

De relatie tussen de tekst en foto's zijn mij niet duidelijk.
Wat betekent: 'relatie'?

Slide 4 - Open vraag

Een ander woord voor ongetwijfeld is:
A
waarschijnlijk
B
natuurlijk
C
zeker
D
misschien

Slide 5 - Quizvraag

Maak een zin met het woord 'vatbaar' waaruit de betekenis duidelijk wordt.

Slide 6 - Open vraag

Permanent betekent:
A
pas gebeurd
B
ongeveer
C
voor altijd
D
gegokt

Slide 7 - Quizvraag

Wat doe je als je als je iets voorkomt?

Slide 8 - Open vraag

Een ander woord voor recent is:
A
beloning
B
letterlijk
C
lang geleden
D
pas gebeurd

Slide 9 - Quizvraag

Als iemand zegt : 'Je moet op tijd thuis zijn, anders vind je de hond in de pot!' betekent dat:

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent : 'Haastige spoed is zelden goed'.

Slide 11 - Open vraag

Een ander woord voor 'prioriteit' is:
A
langzaam
B
uniek
C
duur
D
het meest belangrijk

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent : zij zijn vrienden door dik en dun.
A
ondanks alle moeilijkheden zijn ze vrienden
B
ze zijn nooit vrienden geweest
C
soms zijn ze wel vrienden, soms niet

Slide 13 - Quizvraag

Maak een zin met het woord 'gegarandeerd' waaruit de betekenis van het woord duidelijk wordt.

Slide 14 - Open vraag

Wat is een instructie?
A
een uitleg
B
een samenvatting

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent 'toepassen'?

Slide 16 - Open vraag

Wat betekent het als iemand voor een dubbeltje op de eerste rang wil zitten?

Slide 17 - Open vraag

Wat betekent: Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje.
A
Dat is waardeloos.
B
Het is belangrijk om goed te beginnen.
C
Het is maar net goed gegaan.
D
Als je van gewone afkomst bent, zul je nooit horen bij de hogere standen.

Slide 18 - Quizvraag

Als er iets knaagt, wat is er dan aan de hand?

Slide 19 - Open vraag

Wat betekent aanschaffen?

Slide 20 - Open vraag

Wat betekent 'de eerste klap is een daalder waard'?
A
Het is erg makkelijk
B
Het is belangrijk om goed te beginnen.
C
Het schiet zo niet op.
D
Het is snel voorbij.

Slide 21 - Quizvraag

Iemand die een 'centenbijter' is, die is.......................

Slide 22 - Open vraag

Dat was het!
Succes met de toets straks!

Slide 23 - Tekstslide