Taalverzorging Formuleren - Woordvolgorde in samengestelde zinnen

WOORDVOLGORDE IN 
SAMENGESTELDE ZINNEN
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

WOORDVOLGORDE IN 
SAMENGESTELDE ZINNEN

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DOEL VAN DE LES
  • Je leert samengestelde zinnen maken
  • Je gebruikt hierbij de goede woordvolgorde.
  • Je kunt passende voegwoorden in een samengestelde zin zetten.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OPBOUW VAN DE LES
  • Introductie - samengestelde zinnen 
  • Uitleg - samengestelde zinnen
  • Uitleg woordvolgorde
  • Opdrachten maken
  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen
Hoofdstuk 2 - Taalverzorging - Woordvolgorde in samengestelde zinnen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een samengestelde zin?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg:
Enkelvoudige of samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin = 1 pv
Samengestelde zin = meer pv's

Enkelvoudige zin:                                        Samengestelde zin: 
Ik ben op het strand.                                 Ik ben op het strand en zwem in de zee.  
     (was)                                                            
Ik zwem in de zee.                                     * Je gebruikt een voegwoord om de                (zwom)                                                           zinnen met elkaar te verbinen. 

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf op:

Een samengestelde zin heeft meerdere pv's.
Voegwoorden
Als je van twee losse zinnen één zin maakt heb je een voegwoord nodig.

Een samengestelde zin zijn meerdere zinnen aan elkaar met een voegwoord.

Rens drinkt cola. Lot drinkt water.
Rens drinkt cola en Lot drinkt water.

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf op:
Samengestelde zinnen zijn meerdere zinnen verbonden door een voegwoord.
PV in samengestelde zin
Zo vind je de persoonsvormen in een samengestelde zin:
Zet de zin in een andere tijd:
Je maakt van de tegenwoordige tijd de verleden tijd of andersom.
De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvormen

Tom schreeuwt, omdat hij zijn arm heeft gebroken 
Tom schreeuwde omdat hij zijn arm had gebroken

Slide 8 - Tekstslide

Schrijf op:
De Pv's vind je door de zin in een andere tijd te zetten.
Onderwerpen in samengestelde zinnen

Een samengestelde zin heeft ook meerdere onderwerpen
Die vind je door de onderwerpsvraag bij elke persoonsvorm te stellen.

Wat is die vraag ook alweer?

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf op:
Een samengestelde zin heeft meerdere onderwerpen, bij elke pv één.
Onderwerp vinden
Wie of wat + Pv = onderwerp

Tom schreeuwt, omdat hij zijn arm heeft gebroken

Wie schreeuwt? Tom
Wie heeft gebroken? Hij



Slide 10 - Tekstslide

Schrijf op:
Wie / wat + PV = onderwerp
Wat zijn de onderwerpen?
  1. Alex reist nu richting Rotterdam, want hij wil zijn zus in Brussel bezoeken.
  2. Elian zal haar diploma wel halen, als ze de komende maanden gaat leren.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden opdracht 1:

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het volgende onderdeel
De woordvolgorde in samengestelde zinnen

De volgorde van de pv en het onderwerp

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen Woordvolgorde
De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met een voegwoord zoals en, want en maar staan de persoonsvormen en de onderwerpen naast elkaar.

Opa werkte. Oma deed het huishouden.
Opa werkte en oma deed het huishouden.


                                               Iedereen viert feest. Het is bevrijdingsdag.
                                              Iedereen viert feest, want het is bevrijdingsdag.

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf op:
Met een voegwoord zoals en, want en maar staan de persoonsvormen en de onderwerpen naast elkaar.
Samengestelde zinnen Woordvolgorde
De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met voegwoorden zoals omdat, doordat en hoewel hoeven de persoonsvormen en de onderwerpen niet naast elkaar te staan.

Iedereen viert feest. Het is bevrijdingsdag.
Iedereen viert feest, omdat het bevrijdingsdag is.

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf op:
Met voegwoorden zoals omdat, doordat en hoewel hoeven de persoonsvormen en de onderwerpen niet naast elkaar te staan.
Samengestelde zinnen Woordvolgorde
Als het voegwoord vooraan in de zin staat , gebruik na de komma volgorde Pv-ow

Voordat de les begint, drink ik eerst nog een kopje koffie.

Slide 16 - Tekstslide

Schrijf op:
Als het voegwoord vooraan in de zin staat , gebruik na de komma volgorde Pv-ow
DOEL VAN DE LES
  • Je leert samengestelde zinnen maken
  • Je gebruikt hierbij de goede woordvolgorde.
  • Je kunt passende voegwoorden in een samengestelde zin zetten.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies