- je kunt voegwoorden gebruiken om samengestelde zinnen te maken
Slide 4 - Tekstslide
Zinsbouw
Hoe bouw je een zin in het Nederlands?
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Hoofd- en bijzinnen
In iedere zin staat een persoonsvorm.
Zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp noem je
een hoofdzin.
Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je een samengestelde zin of een hoofd- en bijzin
Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.
Slide 7 - Tekstslide
Als je van twee losse zinnen één zin maakt,
heb je een voegwoord nodig.
Rens drinkt cola. Lot drinkt water.
Rens drinkt cola en Lot drinkt water.
Slide 8 - Tekstslide
SAMENGESTELDE ZINNEN
De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met een voegwoord zoals en, want en maar staan de persoonsvormen en de onderwerpen naast elkaar.
Opawerkte. Omadeed het huishouden.
Opawerkte en omadeed het huishouden.
Iedereenviert feest. Hetis bevrijdingsdag.
Iedereenviert feest, want hetis bevrijdingsdag.
Slide 9 - Tekstslide
SAMENGESTELDE ZINNEN
De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met voegwoorden zoals omdat, doordat en hoewel hoeven de persoonsvormen en de onderwerpen niet naast elkaar te staan.
Napoleons vrouwhad een hondje.. Napoleonhield niet van dieren.
Napoelons vrouwhad een hondje, hoewel Napoleon niet van dieren hield.
Iedereenviert feest. Hetis bevrijdingsdag.
Iedereenviert feest, omdat het bevrijdingsdag is.
Slide 10 - Tekstslide
SAMENGESTELDE ZINNEN
In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog andere werkwoordsvormen staan.
Flevoland bestond vroeger niet,
want het IJsselmeer was nog niet drooggelegd.
Ik wil (ww = pv) graag op tijd komen (ww),
maar ik heb (ww = pv) de bus gemist(ww).
Slide 11 - Tekstslide
Schrijftips
Gebruik alleen hoofd- en bijzinnen als je weet hoe. Kies voor hoofdzinnen, en let op de tijd (tense). Gebruik geen tijden door elkaar, behalve als dat past bij je onderwerp.
Slide 12 - Tekstslide
EXTRA UITLEG NODIG?
Doe dan je oortjes in en bekijk het volgende filmpje.