H3 grammatica pers.vnw en bez.vnw

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom

1A1!

* camera aan, microfoon uit
* Nederlands boek + schrift nodig 

Hoe was jouw vakantie? 

Tien minuten lezen

Indien online: weglaten

1. Opening
2. Korte terugblik
3. Start pers.vnw en bez.vnw
4. Opdracht klassikaal
5. Zelfstandig aan de slag
6. Afsluiting

Deze les

Je kunt een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord herkennen én gebruiken. 

Leerdoelen deze les:

Over het lijdend voorwerp...

Ik vind het simpel om het lv te vinden.

Het lukt me meestal om het lv te vinden.

Ik vind het lastig om het lv te vinden.

Ik snap niet goed hoe ik het lv moet vinden.

Vorige les (voor de vakantie):

• Lijdend voorwerp
  
  Linda gooit haar jas op de kapstok. 

Terugblik

Linda gooit haar jas op de kapstok.
Wat is de persoonsvorm?

Linda gooit haar jas op de kapstok.
Onderwerp?

Linda gooit haar jas op de kapstok.
Het wg is gooit op de kapstok.

1. waar
2. niet waar

Linda gooit haar jas op de kapstok.
Het lijdend voorwerp is:

Ik weet het verschil tussen een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

😒🙁😐🙂😃

Welke fouten zie je in de zinnen?

1. Heb je me nieuwe fiets al gezien?
2. Ik mag best een keer te laten komen, want hun zijn ook nooit op tijd.

Startopdracht

1. Heb je me nieuwe fiets al gezien?
Het woordje me moet mijn of m’n zijn.

2. Ik mag best een keer te laten komen, want hun zijn ook nooit op tijd.
Het woordje hun moet zij zijn.

Startopdracht

Persoonlijk voornaamwoord

> Duidt een persoon of ding aan. 

> Kun je vervangen door de woordjes hij of hem.

vb. De docent heeft jullie (hem) net verteld wat de bedoeling is van de les.

Jullie kun je vervangen door hem, dus is jullie een pers.vnw.

Bezittelijk voornaamwoord

> Duidt een bezit aan.
> Geeft aan van wie iets is. 

> Kun je vervangen door het woordje zijn.

Ik heb mijn (zijn) tas niet meegenomen. 

Mijn kun je vervangen door zijn, dus is mijn het bez.vnw.

Er komen nu twee vragen waarbij je de persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden moet noteren. 
Doe het op deze manier (i.v.m. de punten):

Persoonlijke voornaamwoorden: ik, zij, het.

Bezittelijk voornaamwoord: jouw. 

Hij schrok toen ik het boek uit mijn handen liet vallen.

Noteer de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Als ze je ernaar vragen: je hebt het niet van mij.

Noteer de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Aan de slag!

>> Maak H3 Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord 1, 2, 3, en 5.

>> Stel je vragen wanneer nodig.

>> Alles af? Trainen met H1 t/m H3 grammatica. 

•Ik ga direct aan het werk en  blijf aan
het werk.

•Als ik een vraag heb, stel ik
die FLUISTEREND aan mijn
docent.

Klaar?

       > bij score onder 60%

       > voor extra uitdaging 

Huiswerk:

Maak H3 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.