In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
SIGNAALWOORDEN
Slide 1 - Tekstslide
Bedenk een zin met een tegenstellend tekstverband
Slide 2 - Open vraag
Dus
Het is logisch dan zinnen en alinea's op een logische manier met elkaar zijn verboden.
Een manier om deze structuur aan te duiden is met ...
Slide 3 - Tekstslide
Uitleggend verband
Uitspraak – voorbeeld
Bijvoorbeeld, zo(als)
Slide 4 - Tekstslide
Opsomming
2) Uitspraak – opsomming
Ook, verder, daarnaast
Tim had mot gehad met Noah en ze
hadden elkaars oplader afgepakt
Slide 5 - Tekstslide
Tegenstelling
Maar, echter, daarentegen
Cato heeft altijd alles op tijd
af maar dat geldt niet
voor iedereen
Slide 6 - Tekstslide
Middel-doel
daarmee, waarmee, door middel van
Ik heb een fatbike gekocht, waarmee
ik iedereen jaloers maak
Slide 7 - Tekstslide
Welk verband hoort bij het signaalwoord: 'Integendeel'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel
Slide 8 - Quizvraag
Welk verband hoort bij het signaalwoord: 'Waarmee'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel
Slide 9 - Quizvraag
Welk verband hoort bij het signaalwoord: 'om (... te)'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel
Slide 10 - Quizvraag
Welk verband hoort bij het signaalwoord: 'Daarnaast'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel
Slide 11 - Quizvraag
Welk verband hoort bij het signaalwoord: 'Verder'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel
Slide 12 - Quizvraag
Welk verband hoort bij het signaalwoord: 'Zo'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel
Slide 13 - Quizvraag
Welk verband hoort bij het signaalwoord: 'Bovendien'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel
Slide 14 - Quizvraag
Welk verband hoort bij het signaalwoord: 'Door middel van'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel
Slide 15 - Quizvraag
Nakijken
Opdracht 30
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht 30
1: waar
Uitspraak: 'Dat is geen slecht idee.'
1) Roken scheelt veel geld (r.9)
2) Maar ook tijd (r.9)
3) Stoppen is ook goed voor je imago (r. 11-12)
Slide 17 - Tekstslide
Opdracht 30
2: niet waar
De eerste zin van alinea 3 is: 'Stoppen met roken is verder goed voor het lichaam.'
Slide 18 - Tekstslide
Opdracht 30
3: waar
Slide 19 - Tekstslide
Opdracht 30
4: waar
Stoppen met roken is verstandig, maar wel bijzonder moeilijk.
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht 30
5: niet waar
Volgens de wetenschappers Hanan Frenk en Reuven Dar van de universiteit van Tel Aviv in Israël is wetenschappelijk echter nog steeds niet onomstotelijk bewezen dat nicotine een verslavende stof is.
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht 30
6: niet waar
Volgens Frenk en Dar zijn verstokte rokers niet het slachtoffer van een verslavend stofje, maar van een slechte gewoonte die ze zichzelf hebben eigen gemaakt en die ze dus ook kunnen afleren.
Slide 22 - Tekstslide
Opdracht 30
7: niet waar
Er staat geen tegenstellend signaalwoord in alinea 7.
Slide 23 - Tekstslide
Opdracht 30
8: waar
Zowel ... als (r. 40)
De voorbeelden van lichamelijke en geestelijke ontwenningsverschijnselen worden genoemd
Slide 24 - Tekstslide
Opdracht 30
9: waar
Het middel is vastberadenheid.
Slide 25 - Tekstslide
Opdracht 30
10: waar
Uitleg: Na de uitspraak dat iemand na een paar weken in rustiger vaarwater terechtkomt, volgen voorbeelden.
Slide 26 - Tekstslide
Opdracht 30
11: waar
De eerste zin van alinea 8 begint met het signaalwoord Toch. Dit is een signaalwoord dat een tegenstelling aangeeft.
Slide 27 - Tekstslide
Opdracht 30
12: niet waar
Er is geen sprake van een tegenstelling. Dat wat in alinea 9 is beweerd, wordt bevestigd door de uitspraak van Arie Dijkstra.
Slide 28 - Tekstslide
Volgende les: formatieve toets
Zorg dat je de opdrachten af hebt die bij de leerstof horen.