1 de monarchie 2 alinea 1 3 alinea 7 4 symboliseren (al. 2) – weergeven; vertegenwoordigen continuïteit (al. 2) – voortbestaan; voortgang globalisering (al. 2) – proces dat alles wereldwijd wordt; mondialisering integratie (al. 2) – opgaan in een groter geheel imago (al. 2) – beeld dat mensen van iets of iemand hebben; image concept (al. 4) – begrip; idee; denkbeeld
Slide 7 - Tekstslide
arbitrair (al. 4) – hier: betwistbaar; ongefundeerd constitutioneel (al. 5) – grondwettelijk; in overeenstemming met de grondwet legitimatie (al. 5) – wettigheid; echtheid een doorn in het oog (al. 6) – een aanleiding tot ergernis representatief (al. 7) – vertegenwoordigend
Slide 8 - Tekstslide
De monarchie is de beste staatsvorm die we ons kunnen wensen. Argument 1: Een monarchie symboliseert de nationale continuïteit veel beter dan een republiek. Argument 2: Het hoofd van een monarchie – de koning – staat buiten de politieke strijd, waardoor de eenheid van het land beter gesymboliseerd wordt. Argument 3: Het imago van een koning wordt niet door de (slechte) uitstraling van de politiek aangetast. Argument 4: Een koning maakt buiten de landsgrenzen aanzienlijk meer indruk dan een tijdelijke, gekozen president.
Slide 9 - Tekstslide
Tegenargument 1: Een monarchie (koningshuis) is duur. Weerlegging: Bij staatsbezoeken wordt veel geld terugverdiend, doordat de koning de weg vrijmaakt voor het bedrijfsleven. Tegenargument 2: Een monarchie is ouderwets. Weerlegging: Een republiek komt al voor in de oudheid, terwijl in Europa centraal geleide monarchieën pas in de 15e eeuw ontstonden. Tegenargument 3: Een monarchie is ondemocratisch. Weerlegging: De monarchie kan afgeschaft worden als de bevolking dat wil.
Slide 10 - Tekstslide
Tegenargument 4: Een slechte koning kan niet afgezet worden. Weerlegging: Een nieuwe vorst is zijn hele leven al op zijn rol voorbereid.
Tekst DNA
1 verplichte afname van DNA (voor alle Nederlanders) 2 aanzwengelen (al. 1) – op gang brengen oneigenlijk (al. 2) – niet volgens de regels of de bedoeling; niet passend al naargelang (al. 2) – afhankelijk van verzanden (al. 4) – vastlopen; doodlopen overgaan tot de orde van de dag (al. 4) – beginnen met de dagelijkse/gebruikelijke dingen pro (al. 5) – voor