Zinsdelen H3 wg les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Lesplanning

* 10 min. lezen in je leesboek

* klassikale vragen

* keuzeopdrachten werkwoordelijk gezegde

* klassikale vragen

Lesdoelen

Ik kan/weet:

• het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden.

Steek het aantal vingers op dat correspondeert met het juiste antwoord.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

De poster mag je ophangen in het lokaal.

1. De poster

2. mag

3. je

4. mag ophangen

Steek het aantal vingers op dat correspondeert met het juiste antwoord.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Misschien heb jij wel een leuker boek in je tas.

1. Misschien

2. heb

3. jij

4. een leuker boek

Steek het aantal vingers op dat correspondeert met het juiste antwoord.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Je koopt ze voor een prikkie bij de kringloop.

1. Je

2. koopt

3. ze

4. koopt voor een prikkie

Keuzeopdrachten

Maak minimaal 2 keuzeopdrachten en als je deze afhebt, kijk je ze na. Vul je resultaten in bij punt 3, evaluatie.

• De antwoorden van het lesboek vind je in het antwoordboek.

• De antwoorden van het opdrachtenboekje vind je in Teams.

• Als je een andere opdracht hebt gemaakt, laat je deze aan mij zien om na te kijken hoe het ging.

Heb je 2 opdrachten gemaakt en nagekeken en heb je het leerdoel gehaald? Laat je schrift en routekaart aan mij zien. Maak dan een opdracht van de excellente route. 

Vragen? Bekijk eerst de theorie in het lesboek, vraag dan aan een klasgenoot en daarna vraag je het aan mij door je hand omhoog te steken.

Vul je routekaart in

Heb je het leerdoel behaald?

Huiswerk

Maandag 17 april 

Lezen theorie naamwoordelijk gezegde (lesblad)

Ik ben naar school gelopen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. ben
2. ben gelopen
3. naar school
4. gelopen

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. Alle werkwoorden in een zin met uitzondering van de persoonsvorm
2. De persoonsvorm en alle zelfstandig naamwoorden in een zin
3. Alle werkwoorden in een zin inclusief de persoonsvorm
4. Het werkwoordelijk gezegde is een andere naam voor de persoonsvorm

Hij is zijn spullen vergeten.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. is
2. is vergeten
3. zijn spullen
4. hij

Mijn score bij de nulmeting was ... en ik heb keuzeopdrachten ... gemaakt.

Wat heb je deze week geleerd?

Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

010

Hoe vind je zelf dat je deze week gewerkt hebt?

😒🙁😐🙂😃