H6 De verdachte

H6 De verdachte
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BOAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

H6 De verdachte

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

QUOTE VAN DE DAG

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Structuur van de les.
  • Herhaling → Zijn er nog vragen?
  • Leerdoelen.
  • Nut & belang.
  • Voorkennis.
  • Bespreken leerdoelen.
  • Samenvattende toetsvragen LessonUp.
  • Vragen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEERDOELEN
  • verdachte
  • drie factoren die het schuldvermoeden bepalen
  • wanneer is er sprake van vervolging 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nut &
Belang

Slide 5 - Tekstslide

Helpt de student te begrijpen hoe bepaalde regels werken en hoe ze tot stand komen.
DE VERDACHTE

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De verdachte
  • staat centraal in t strafproces
  • belangrijkste persoon in
      het WvSv
  • zonder verdachte
                      =
       geen vervolging

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verdachte
rechten
  • Je bent pas schuldig als de rechter dat heeft vastgesteld.
  • Recht om te weten waarvan je wordt verdacht.
  • bijstand raadsman (consultatie- en verhoorbijstand)
  • Inzage + afschrift processtukken
  • e.v.t vertaling essentie daarvan
  • bijstand tolk of doventolk
  • beschuldiging in taal verdachte begrijpt
  • mededeling van deze rechten aan hem
De verdachte
Je bent verdachte als de politie een redelijk vermoeden heeft dat je een strafbaar feit hebt gepleegd.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GRONDWAARDE
meeste bevoegdheden mogen
alleen tegen de verdachte
worden toegepast

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verdachte
Artikel 27 SV
1. Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feit/Omstandigheden
  1. Feit: Een feit is een gebeurtenis, waarvan de werkelijkheid vaststaat doordat deze met zintuigen kan worden waargenomen of met instrumenten kan worden gemeten.
  2. Omstandigheden:  Omstandigheden zijn bijzonderheden of situaties, waarmee een feit gepaard kan gaan of die ermee verband houden.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 voorwaarden om over een verdachte te spreken:
Feiten/omstandigheden:
  • Waarneming van getuigen (feit)
  • Situatie aantreffen waarbij het haast niet anders kan dan dat die persoon erbij betrokken is (omstandigheid)
Redelijk vermoeden van schuld:
  • Vermoeden is pas redelijk, wanneer iedereen (die de casus voorgelegd krijgt) gezien de feiten/omstandigheden naar een bepaald persoon zal wijzen.
Strafbaar feit:
  • Zijn gedragingen die door de overheid in het wetboek van Strafrecht zijn vastgelegd (huisregels vallen hier dus niet onder).




Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wetskennis
Vermoeden van schuld door:

  1. Concreet: feiten en/of omstandigheden
  2. Objectief: redelijk vermoeden, ook in de ogen van een ander
  3. Specifiek: het strafbare feit 


Verdenkingscriterium

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een agent ziet in het centrum van Amsterdam een man met een paardenstaart lopen. Een uur geleden is er door een man met een paardenstaart een overval gepleegd op een bank, eveneens in het centrum van Amsterdam.

Leg uit of de man als verdachte kan worden aangemerkt.

Slide 14 - Open vraag

Nee. Er lopen veel te veel mannen met een paardenstaart door het centrum van
Amsterdam om hiermee iemand aan te kunnen merken als verdachte.
Een agent ziet in het centrum van Amsterdam een man met een paardenstaart lopen. Een uur geleden is er door een man met een paardenstaart een overval gepleegd op een bank, eveneens in het centrum van Amsterdam. De man met de paardenstaart voldoet qua huidskleur, leeftijd en kleding aan het signalement dat de politie heeft doorgekregen.

Leg uit of de man als verdachte kan worden aangemerkt.

Slide 15 - Open vraag

Nu ligt het anders. De man met de paardenstaart voldoet qua leeftijd, huidskleur en  kleding aan het signalement. Nu is er wel aanleiding om de man als verdachte aan te  merken.
Een onbekende man staat aan het slot van een voordeur te morrelen. De buren vertrouwen het niet. Ze bellen de politie, geven hun adres op en vertellen wat er aan de hand is. De bewoners zijn enige weken op vakantie en de man die nu al tien minuten aan het slot van de voordeur staat te prutsen, kennen ze niet. De buren hebben de zorg voor de post, de planten en de cavia. Op het moment dat de politie ter plaatse komt, is de man bezig door het wc-raampje naar binnen te klimmen.

Leg uit of de man als verdachte kan worden aangemerkt.

Slide 16 - Open vraag

Ja. Door de informatie van de buren in combinatie met het naar binnen klimmen van de  man door een raampje zijn er voldoende feiten en omstandigheden om de man als verdachte aan te merken.
Een vrouw loopt te sjouwen met een fiets die op slot zit.

Leg uit of de vrouw als verdachte kan worden aangemerkt.

Slide 17 - Open vraag

Nee, daarvoor zijn er te weinig aanwijzingen. Dit zou anders liggen als er vijf minuten  daarvoor een fiets zou zijn gestolen in de buurt die voldoet aan de omschrijving van de fiets die de vrouw bij zich heeft.
Er komt om tien uur 's avonds een telefoontje binnen van een vrouw die haar naam niet bekend wil maken. Ze vertelt dat er op dit moment door twee jongens van 12 jaar in de Alexanderschool, bij haar in de buurt, wordt ingebroken. De vrouw wil verder niets zeggen. De politie gaat naar de school toe en ziet nog net dat twee jongens de donkere school snel verlaten en hard weglopen.

Leg uit of de twee jongens verdachten zijn.

Slide 18 - Open vraag

Ja. Ook al komt de informatie van iemand die zijn naam niet wil zeggen, de informatie  kan gebruikt worden bij een verdenking van een misdrijf, ook al omdat de informatie heel specifiek is.
Een verdachte die al een aantal dagen en nachten in een politiecel heeft doorgebracht, houdt tijdens het verhoor vol dat hij niets met het strafbaar feit te maken heeft. De rechercheurs die hem verhoren, vertellen hem dat hij pas naar huis mag als hij bekent. Daarop slaat de man door en legt hij een bekennende verklaring af.

Wat zou je als raadsman van de verdachte tijdens de zitting aanvoeren ter verdediging van de cliënt?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Artikel 27 lid 1 en lid 2 Verdachte 
  • Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht.

In artikel 27 wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten verdachten:
De verdachte voordat de vervolging is aangevangen.
De verdachte tegen wie de vervolging is gericht




Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VERVOLGING 
Het moment waarop het Openbaar Ministerie een rechter in de zaak betrekt of een strafbeschikking uitvaardigt.
  • een officier van justitie de rechter-commissaris vordert onderzoek te doen in de zaak
  • een officier van justitie een bevel tot bewaring vordert bij de rechter-commissaris
  • een dagvaarding wordt uitgebracht
  • de officier van justitie een strafbeschikking uitvaardigt

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ernst van het feit
Bepaalde opsporingsbevoegdheden zijn alleen mogelijk bij verdenking van een meer ernstig feit = VH-FEIT
Ernst van het feit = maximumstraf gevangenisstraf
De meer ernstige feiten zijn: de VH-feiten (67 lid 1 en lid 2)
67 lid 1: Misdrijf met 4 jaren of meer als maximumstraf
                Ander misdrijf (< 4 jaren) aangewezen in 67-1 
67 lid 2: Misdrijf + gevangenisstraf + geen vaste                                  
                 woon/verblijfplaats verdachte in NL

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verdenking VH- feit = bepalende factor bij…
. Opsporingsbevoegdheden zoals:
Aanhouden buiten heterdaad
▪ In beslag nemen + daartoe plaatsen betreden buiten heterdaad
▪ Ophouden voor onderzoek en inverzekeringstelling
▪ Foto’s en vingerafdrukken et cetera
2. Voorlopige hechtenis (bewaring en gevangenhouden)
En ook:
3. Kosteloze rechtsbijstand aangehouden verdachte
 van een VH-feit

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een verdachte moet verteld worden waar hij verdacht van wordt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verdachte ...

A
krijgt straf van de advocaat
B
krijgt straf van de politie
C
krijgt straf van de rechter
D
krijgt straf van de aanklager

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt een verdachte aangehouden. Wat deel je aan de verdachte mede?
A
Van welk SF hij als verdachte wordt aangemerkt
B
Dat de verdachte recht heeft op consultatie- en verhoorbijstand
C
Dat de verdachte niet tot antwoorden verplicht is (cautie)
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

VOLGENDE LES
VRAGEN MAKEN HOOFDSTUK 5 EN 6
DINSDAG OEFENTOETS/VRAGEN STELLEN
WOENSDAG TOETS 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies