Les 4 Hechting

HECHTING
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

HECHTING

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:

  • Kan je het verschil tussen veilige/onveilige hechting uitleggen.
  • Kan je verschillende hechtingsstijlen benoemen.
  • Weet je wat 'hechting' betekent.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weten jullie al over hechting en hechtingsstoornissen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn 4 soorten hechting:

Veilige hechting;
Onveilig vermijdende hechting; 
Onveilig ambivalente hechting;
Gedesorganiseerde hechting;



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In 3 tallen:

Onderzoek per groepje 1 van de 4 soorten 'hechting': 
-Wat betekent het?
-Wat is 'veilige hechting' en 'onveilige hechting'?
-Welke kenmerken horen hierbij?
-Wat zijn oorzaken dat iemand met hechtingsproblematiek te maken krijgt?
-Hoe om te gaan met mensen met een hechtingsstoornis?
-Wat is er te doen aan hechtingsproblematiek?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veilige hechting:
Kinderen voelen zich veilig en gesteund door hun verzorgers.
Ze voelen zich op hun gemak om de wereld te verkennen en weten dat ze bij hun verzorger terecht kunnen als ze troost nodig hebben.
Verzorgers zijn meestal responsief en sensitief voor de behoeften van het kind.
Onveilige-vermijdende hechting:
Kinderen vermijden of negeren hun verzorger en tonen weinig emotie wanneer de verzorger de kamer verlaat of terugkomt.
Ze lijken onafhankelijk en hebben minder behoefte aan troost van de verzorger.
Deze hechtingsstijl kan ontstaan als de verzorger consequent afstandelijk of ongevoelig is voor de behoeften van het kind.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onveilige-afwerende (ambivalente) hechting:
Kinderen tonen ambivalentie tegenover hun verzorgers: ze zoeken nabijheid, maar reageren boos of afwijzend wanneer ze worden benaderd.
Ze zijn vaak angstig en onzeker, en hun gedrag kan heen en weer slingeren tussen vastklampen en afwijzen.
Dit type hechting kan ontstaan wanneer verzorgers onvoorspelbaar of inconsistent reageren op de behoeften van het kind.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gedesorganiseerde hechting:
Kinderen vertonen tegenstrijdig gedrag en lijken vaak gedesoriënteerd of verward in de aanwezigheid van hun verzorgers.
Ze kunnen zowel nabijheid zoeken als angst tonen voor hun verzorger.
Deze hechtingsstijl kan ontstaan in situaties waarin de verzorger een bron van angst is of wanneer er sprake is van misbruik of verwaarlozing.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elk van deze hechtingsstijlen heeft invloed op de manier waarop mensen later in hun leven omgaan met relaties, stress en emotionele uitdagingen. Het is belangrijk te begrijpen dat hechtingsstijlen niet in steen gebeiteld zijn en met tijd, inzicht en ervaring kunnen veranderen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veilige hechting
  • Een kind/jongere die veilig gehecht is heeft tijdens de kinderjaren ervaren dat tenminste één van zijn verzorgers er onvoorwaardelijk voor hem/haar is. 

  • Een goede gehechtheid tussen ouders en kinderen vormt de basis voor een kind om te groeien in zijn ontwikkeling.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem een voorbeeld van wat een ouder moet doen om een veilige hechting te stimuleren.

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voorwaarden voor veilige hechting
  1. Sensitief reageren: ouder staat open voor signalen van het kind, begrijpt de signalen en reageert snel en agequaat. 
  2. Continuïteit: er is continuïteit in de aanwezigheid van de gehechtheidspersoon nodig. 
  3. Mentaliseren: ouder verplaatst zich in het perspectief van het kind en verwoordt dat ook. Begrijpt bepaald gedrag.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Celine
Celine is geadopteerd en is licht verstandelijk beperkt. Zij woont in een instelling genaamd 'de Hondsberg.'
Celine heeft moeite met mensen om haar heen.
Bij Celine is sprake van een hechtingsstoornis en het "bodemloze putsyndroom'

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf op wat je opvalt in het filmpje:

-Welk gedrag zie je?
-Wat valt je op?
-Let op de begeleidingsstijlen die worden gebruikt. Welke verschillen neem je waar? Wat vind je ervan? 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

00:00-04:07
Bodemloze put syndroom. Affectie niet op gang gekomen. Vaak bij adoptie kinderen.


Koppeling: wat is er belangrijk in de omgang met deze kinderen? geduld, begrip, betrouwbaar en voorspelbaar.
Hechtingsproblematiek vs. hechtingsstoornis
  • Kind/jongere die niet goed gehecht is heeft niet meteen een hechtingsstoornis. 
  • 25 - 30 % van de Nederlandse bevolking is niet volledig veilig gehecht, 1 % van de Nederlandse bevolking heeft een hechtingsstoornis. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hechtingsstoornis
  • Volgens DSM-5 te classificeren onder de categorie "reactieve hechtingsstoornis". Is een psychische aandoening.
  • Kind heeft geen duidelijk aanwijsbaar hechtingsfiguur, heeft dus geen gehechtheidsrelatie gevormd. 
  • Onderscheid twee type: 
  1. Ongeremde type (Celine)
  2. Geremde type

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kinderen met een hechtingsstoornis worden, naast het hierboven genoemde onderscheid, ook wel verdeeld in twee types: 
geremde type: teruggetrokken, lusteloos, afwijzend op sociaal contact, apathisch, lijkt op ASS enz.
Ongeremde type: (Celine). Grensoverschrijdend gedrag, laat zich niet troosten, maakt geen onderscheid tussen bekenden en onbekenden, zoekt veel contact, moeite met relaties, druk, impulsief, snel gefrustreerd enz.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niet elk kind dat onveilig gehecht is, heeft gelijk een hechtingsstoornis. 
In cijfers: zo’n 30 tot 40% van de bevolking heeft in meer of mindere mate hechtingsproblemen, ongeveer 1% heeft een hechtingsstoornis. Deze kinderen zijn vaak niet te behandelen en bij hen zijn de problemen vaak onomkeerbaar. De stoornis zit bij hen diep verankerd. Kinderen met hechtingsproblemen zijn vaak nog wel te behandelen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:

  • Kan je het verschil tussen veilige/onveilige hechting uitleggen.
  • Kan je verschillende hechtingsstijlen benoemen.
  • Weet je wat 'hechting' betekent.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedback:
1 top en 1 tip
Dank:)

Slide 24 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies