les 2 herhalen lezen en woordenschat voor toetsweek
Herhaling lezen en woordenschat toetsweek, Les 2
24 augustus 2020, herhaling tekstbegrip
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Herhaling lezen en woordenschat toetsweek, Les 2
24 augustus 2020, herhaling tekstbegrip
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen vandaag:
Je kunt / weet:
onderscheid maken tussen standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen
een argumentatie met tegenargumenten weergeven in een schema
je kunt spreekwoorden en uitdrukkingen herkennen en gebruiken
Slide 2 - Tekstslide
Maar eerst:
Even checken: wat weet je nog van de vorige les?
Doe mee in LessonUp via de klas (utigp)
Slide 3 - Tekstslide
Wat is geen vaste tekststructuur?
A
verklaringsstructuur
B
aspectenstructuur
C
beoordelingsstructuur
D
probleem/oplossingsstructuur
Slide 4 - Quizvraag
Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al vijf jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
onder- en nevenschikkende argumentatie
Slide 6 - Quizvraag
Het Amstelveen College is een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onder en nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie
Slide 7 - Quizvraag
De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 8 - Quizvraag
Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 9 - Quizvraag
Het Amstelveen College is een goede school. De leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onder- en nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een tegenargument?
Slide 11 - Open vraag
Wat is een weerlegging?
Slide 12 - Open vraag
Welke signaalwoorden gaan vaak aan een tegenargument en een weerligging vooraf?
Slide 13 - Open vraag
Tegenargument en weerlegging
Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.
Voorbeeld:
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt,, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).
Slide 14 - Tekstslide
Geef een weerlegging bij: 'voorstanders van sociale media zeggen dat je op sociale media vriendschappen kunt opbouwen.'
Slide 15 - Open vraag
Spreekwoorden en uitdrukkingen: a) wat betekent 'hij is een groentje'? b) is dit letterlijk of figuurlijk bedoeld?
Slide 16 - Open vraag
Een uitdrukking
A
is een wijsheid of opvatting die geformuleerd is in een hele zin (in de tegenwoordige tijd) die je niet kunt aanpassen
B
is een woordcombinatie met een vaste betekenis. Je kunt een uitdrukking een beetje veranderen
Slide 17 - Quizvraag
Spreekwoorden en uitdrukkingen: a) wat betekent 'Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten'? b) is dit een spreekwoord of een uitdrukking?
Slide 18 - Open vraag
Vragen en aan de slag
was dit tot nu toe duidelijk?
herhaal voor jezelf Lezen H4 en Woordenschat H5, maak je een samenvatting, herhaal een paar opdrachten en leer alle spreekwoorden en uitdrukkingen
Maak opdracht 3 van Lezen H4 in de oefenstof op Teams
noteer je vragen voor de volgende les
morgen herhalen we algemene begrippen van lezen, maak je nog een oefenopdracht en herhaal je H6 van woordenschat
Wie weet niet wat hij moet doen of kan er niet aan het werk?
Slide 19 - Tekstslide
Leerdoelen vandaag:
Je kunt / weet:
onderscheid maken tussen standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen
een argumentatie met tegenargumenten weergeven in een schema
je kunt spreekwoorden en uitdrukkingen herkennen en gebruiken
Slide 20 - Tekstslide
In hoeverre heb jij het idee dat je deze leerstof hebt begrepen?
😒🙁😐🙂😃
Slide 21 - Poll
Huiswerk
herhaal voor jezelf Lezen H4 en Woordenschat H5 (maak een samenvatting, herhaal van elk hoofstuk 1 of 2 opdrachten) + leer de spreekwoorden en uitdrukkingen van Woordenschat H5
noteer je vragen voor de volgende les
Volgende les
morgen herhalen we de overige belangrijke begrippen van Leesvaardigheid + Woordenschat H6 en maak je een extra oefenopdracht