3v - oefentoets

Oefentoets Chapitre 3
Vocabulaire ABEF
Phrases-clés CG
Grammaire D le passé composé avec avoir et être
Grammaire H het lijdend voorwerp vervangen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Chapitre 3
Vocabulaire ABEF
Phrases-clés CG
Grammaire D le passé composé avec avoir et être
Grammaire H het lijdend voorwerp vervangen

Slide 1 - Tekstslide

le mois =

Slide 2 - Open vraag

le petit déjeuner =

Slide 3 - Open vraag

c'est pourquoi =

Slide 4 - Open vraag

les voisins =

Slide 5 - Open vraag

jeter =

Slide 6 - Open vraag

appris =

Slide 7 - Open vraag

le déchet =

Slide 8 - Open vraag

les environs =

Slide 9 - Open vraag

je suis désolé =

Slide 10 - Open vraag

le renseignement =

Slide 11 - Open vraag

het spoor =

Slide 12 - Open vraag

de staking =

Slide 13 - Open vraag

de kip =

Slide 14 - Open vraag

vermijden =

Slide 15 - Open vraag

prettig =

Slide 16 - Open vraag

tegenover =

Slide 17 - Open vraag

de regen =

Slide 18 - Open vraag

goedkoop =

Slide 19 - Open vraag

de man =

Slide 20 - Open vraag

Le voyage dure combien de temps? =

Slide 21 - Open vraag

Non, ce n'est pas nécessaire. =

Slide 22 - Open vraag

Mon lit n'est pas confortable. =

Slide 23 - Open vraag

Hoe vind je het? =

Slide 24 - Open vraag

Waar ga je heen? =

Slide 25 - Open vraag

Zet in de passé composé =
nous (travailler) .............. ..............

Slide 26 - Open vraag

Zet in de passé composé =
tu (grandir) .............. ..............

Slide 27 - Open vraag

Zet in de passé composé =
elles (aller) .............. ..............

Slide 28 - Open vraag

Zet in de passé composé =
vous (prendre) .............. ..............

Slide 29 - Open vraag

Zet in de passé composé =
elle (rentrer) .............. ..............

Slide 30 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp.
Je regarde les photos de Paris.

Slide 31 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp.
Tu as visité la ville?

Slide 32 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp.
Il veut acheter le guide.

Slide 33 - Open vraag