Personal Pronouns & To be

Personal Pronouns
year 1
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Personal Pronouns
year 1

Slide 1 - Tekstslide

Personal Pronouns

(persoonlijke voornaamwoorden)

Slide 2 - Tekstslide

Personal Pronouns
timer
1:00
I
You
She
We
You
They
He
It
Jij/je
Wij/we
Zij/ze
Ik
Jullie
Hij
Zij
Het

Slide 3 - Sleepvraag

She-He-It
They
We
You
You and Tom
You and me
My family
That book
My brother and I
John and Diana
His parents
You and your team
Elisabeth
My uncle

Slide 4 - Sleepvraag

A personal pronoun:
.... are very good friends. (wij)
A
he
B
they
C
you
D
we

Slide 5 - Quizvraag

A personal pronoun
... (zij) is from Germany.
A
She
B
You
C
He
D
We

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste personal pronoun

..... are sitting in the garden
A
She
B
He
C
They
D
I

Slide 7 - Quizvraag

Choose the correct personal pronoun:

_____ are from London. (zij)
A
My sister
B
My parents
C
My brother
D
My sister and my brother

Slide 8 - Quizvraag

A personal pronoun:
... is from Curacao. (My sister)
A
she
B
they
C
he
D
we

Slide 9 - Quizvraag

Personal pronoun

... is cold outside.
A
He
B
We
C
She
D
It

Slide 10 - Quizvraag

A personal pronoun:
... like school. (ik)


A
i
B
I
C
you
D
we

Slide 11 - Quizvraag

Personal Pronouns
(onderwerpsvorm)

I
You (ev)
She
We
You (mv)
They
He
It
Jij/je
Wij/we
Zij/ze
Ik
Jullie
Hij
Zij
Het

Slide 12 - Sleepvraag

To be

Slide 13 - Tekstslide

to be
to be = werkwoord (verb)
to be = zijn

Slide 14 - Tekstslide

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'

Ik
ben
Jij
bent
zij
is
Hij 
is
Het
is
Wij
zijn
Jullie
zijn
Zij
zijn
I
am
I'm
You
are
You're
She
is
She's
He
is
He's
It
is
It's
We
are
We're
You
are
You're
They
are
They're

Slide 15 - Tekstslide

To be betekent:
A
hebben
B
zijn
C
doen

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn de vormen van 'to be'?
A
I - you -he
B
am - are - is
C
are
D
geen idee

Slide 17 - Quizvraag

To be:
We...
A
is
B
am
C
are

Slide 18 - Quizvraag

To be:
They...
A
are
B
am
C
is

Slide 19 - Quizvraag

To be:
He...
A
are
B
am
C
is

Slide 20 - Quizvraag

To be: I
A
are
B
am
C
is

Slide 21 - Quizvraag

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
negative
(ont-
kennend)
I
am not
I'm not
You
are not
You're not
She
is not
She's not
He
is not
He's not
It
is not
It's not
We
are not
We're not
You
are not
You're not
They
are not
They're not
Ik
ben niet
Jij
bent niet
zij
is niet
Hij 
is niet
Het
is niet
Wij
zijn niet
Jullie
zijn niet
Zij
zijn niet

Slide 22 - Tekstslide

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
question
(vragend)
Ben
ik?
Ben
jij?
Is
zij?
Is
hij?
Is
het?
Zijn
wij?
Zijn
jullie?
Zijn
zij?
Am
I
Are
you?
Is
she?
Is
he?
Is
it?
Are
we?
Are
you?
Are
they?

Slide 23 - Tekstslide


To be:
... it going to be a difficult test?
A
am
B
to be
C
are
D
is

Slide 24 - Quizvraag

To be:
They ... happy.
A
is
B
am
C
are

Slide 25 - Quizvraag

To be
Wat zijn 3 vormen van to be?

Slide 26 - Open vraag

(to be)
I ......... very good in English.

Slide 27 - Open vraag

Maak de ontkenning met 'to be':
She ...... (to be) happy.

Slide 28 - Open vraag