Moleculen in Leven-H3

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Moleculen in leven - H3 (stukje 5)
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Moleculen in leven - H3 (stukje 5)

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Je leert hoe DNA is opgebouwd
Je leert hoe een cel, aan de hand van DNA, eigen eiwitten maakt


Slide 2 - Tekstslide

DNA
DNA bevat de bouwinstructie voor eiwitten
Chromosomen zitten in de celkern en zijn opgebouwd uit DNA.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Vooraf een paar voorkennisvragen..

Slide 5 - Tekstslide

Eiwit is een voorbeeld van een...
A
organische stof
B
anorganische stof

Slide 6 - Quizvraag

Eiwitten zijn opgebouwd uit
A
DNA
B
koolstof
C
aminozuren
D
RNA

Slide 7 - Quizvraag

Noem 5 functies die eiwitten kunnen hebben

Slide 8 - Open vraag

Transcriptie en translatie- samenvatting

Slide 9 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie


BINAS 71J

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

dubbele helix: "touwladder" om elkaar gedraaid
fosfaatgroep: Fosfor (P) met zuurstof (O)
suiker: vijfhoek
DNA

Slide 12 - Tekstslide

(stikstof)basen: A, T, C en G
complementair: Tegenover een A altijd een T, tegenover een C altijd een G
nucleotide: combinatie van een suiker, fosfaatgroep en base
DNA-

Slide 13 - Tekstslide

Moet je dit leren?

BINAS 71C

DNA-

Slide 14 - Tekstslide

Welke basen zitten in de complementaire streng van ATGGT?

Slide 15 - Open vraag

Transcriptie: DNA naar RNA
Een stuk DNA dat codeert voor één eiwit (eigenschap) is een gen.
De nucleotidevolgorde van dat stuk DNA is de code voor het maken van het eiwit.

Eiwitten bestaan uit een keten van aminozuren. Er zijn 20 verschillende aminozuren (BINAS 67H1).



Slide 16 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
Als het eiwit moet worden gemaakt wordt eerst van het gen een kopie gemaakt 
-> messenger RNA (mRNA).

Slide 17 - Tekstslide

Verschil tussen DNA en RNA
mRNA is enkelstrengs
mRNA heeft een ribose als suiker (ipv deoxyribose)
mRNA heeft Uracil ipv Thymine als base

Slide 18 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
mRNA wordt afgelezen van en complementair gemaakt aan de template-/ matrijsstreng 

tegenover de A wordt een U ingebouwd, tegenover T een A, bij C een G en bij G een C.


Slide 19 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
Het mRNA is dus een 'kopie' van de ándere (complementaire) DNA streng: de coderende streng.

Slide 20 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
Moet je dit leren?

BINAS 71E
3'
3'
3'
5'
5'
5'

Slide 21 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
Translatie begint altijd bij een AUG code (het startcodon). Hiermee wordt een methionine aminozuur ingebouwd.


Er zijn een paar mogelijke stopcodons waarmee de translatie stopt.

Slide 22 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
Het mRNA verlaat de kern (via een kernporie) naar het cytoplasma en bindt aan een ribosoom.

Het ribosoom leest het mRNA in steeds 3 basen tegelijk (triplet/ codon).

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

schematische weergave eiwitsynthese

Slide 25 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
BINAS 71 G. Stel codon AAG. 

Slide 26 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
BINAS 71 G. Stel codon AAG. 

Slide 27 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
BINAS 71 G. Stel codon AAG. 

Slide 28 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
BINAS 71 G. Stel codon AAG. 

Slide 29 - Tekstslide

BINAS: zoek op in welke tabellen je de structuur van DNA kunt vinden, in welke tabel transcriptie en translatie staan en welke tabel de codon-tabel staat (van 3 RNA basen naar 1 aminozuur)

Slide 30 - Open vraag

De nucleotide volgorde van een bepaald DNA codon is GTA. Een mRNA molecuul met de complementaire streng ontstaat via transcriptie van dat DNA codon. Bij de eiwitsynthese paart een tRNA codon met het mRNA codon.
Wat is de nucleotide volgorde van dit tRNA anticodon?
A
GTA
B
GUA
C
CAU
D
CAT

Slide 31 - Quizvraag


De genetische code 2
Door een fout verandert een codon in het mRNA van 5’-UCA-3’ in 5’-UAA-3’.
- Verandert hierdoor de aminozuursamenstelling van het door dit mRNA gecodeerde eiwit?
- Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Open vraag

Van polypeptideketen naar eiwit
Ribosomen zitten soms vrij in het cytoplasma, soms vast aan ruw endoplasmatisch reticulum.

Vrije ribosomen maken eiwitten die in het grondplasma actief zijn.


Slide 33 - Tekstslide

Van polypeptideketen naar eiwit
De werking van eiwitten hangt nauw samen met de vorm ervan.
De vorm is afhankelijk van de vouwing van een eiwit.
In het RER vind de eiwitvouwing plaats. (H5)
Ook wordt deze gecontroleerd om te voorkomen dat verkeerd werkende eiwitten in het lichaam terecht komen.

Slide 34 - Tekstslide

Van polypeptideketen naar eiwit


Als het eiwit klaar is wordt een blaasje afgesnoerd en dit wordt gefuseerd met het golgisysteem.
Nu zit het eiwit in het golgisysteem. 

Slide 35 - Tekstslide

Van polypeptideketen naar eiwit
Het golgisysteem verpakt de eiwitten voor de definitieve bestemming:
  • Lysosomen (blaasje in de cel met een enzym)
  • Transportblaasje (voor transport naar buiten de cel)
  • Transportblaasje (membraan eiwitten)

BINAS 79D

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Celdifferentiatie
Gespecialiseerde cellen ontstaan door celdifferentiatie.

Celdifferentiatie ontstaat doordat in verschillende cellen verschillende eiwitten worden gemaakt.

Slide 38 - Tekstslide

Zet de organellen in de juiste volgorde van eiwitsynthese
A
Ribosoom - Celkern - Golgi - ER
B
ER - Golgi - Vacuole - Celkern
C
Celkern- Golgi - ER - Ribosoom
D
Celkern - Ribosoom - ER - Golgi

Slide 39 - Quizvraag

De nucleotide volgorde van een bepaald DNA codon is GTA. Een mRNA molecuul met de complementaire streng ontstaat via transcriptie van dat DNA codon. Bij de eiwitsynthese paart een tRNA codon met het mRNA codon.
Wat is de nucleotide volgorde van dit tRNA anticodon?
A
GTA
B
GUA
C
CAU
D
CAT

Slide 40 - Quizvraag

Eigenschappen
EIwitten bepalen niet alleen de differentiatie van de cel maar ook de eigenschappen van een individu.

Dat komt ook door een verschil in EIWITTEN.

Mutaties (veranderingen) in het DNA betekenen vaak een ander eiwit, dus een andere werking

Slide 41 - Tekstslide

Doelen
Je leert hoe DNA is opgebouwd
Je leert hoe een cel, aan de hand van DNA, eigen eiwitten maakt


Slide 42 - Tekstslide