P: Mw Klasen heeft diabetes E: Transpireert en begint te beven S: Mw raakt snel in een hypo. Is dit juist of onjuist geformuleerd?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Tommie eet elke dag witbrood, patat en drinkt drinkt dagelijks cola. Hij heeft één keer in de week ontlasting. Hij heeft een vervelend vervelend gevoel in zijn buik. Hij zou meer vezels, groente en water moeten nemen. Welke zin hoort bij de letter E van de afkorting PES?
A
Hij heeft een vervelend gevoel in zijn buik
B
Hij heeft één keer in de week ontlasting
C
Hij eet dagelijks witbrood, patat en cola
D
Meer groente, vezels en water moeten drinken
Slide 10 - Quizvraag
TIP bij formuleren van de PES
Stap 1: S ->Welke symptomen zie je
Stap 2: P ->Wat is het (verpleeg)probleem of welke probleem ontstaat?
Stap 3: E ->Wat is de oorzaak?
Slide 11 - Tekstslide
Wat is een doel?
Slide 12 - Open vraag
Doel
Een doel is een gewenste situatie, iets dat je uiteindelijk graag wilt of hoopt te bereiken
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Wat zijn verpleegdoelen?
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
Wie stelt de verpleegdoelen op?
A
de patiënt
B
de verpleegkundige
C
de patiënt met de verpleegkundige
D
de hoofdbehandelaar
Slide 17 - Quizvraag
Bij het stellen van een doel dient de diagnose als uitgangspunt.
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quizvraag
wat is een voorbeeld van een zorgvraag?
A
Mw. P is niet in staat zelfstandig naar het toilet te gaan
B
Mw P heeft teveel pijn aan haar rug
C
Mw P heeft een trombosebeen
D
Mw P wil ondersteuning bij de adl
Slide 19 - Quizvraag
Zorgdoel RUMBA
Zorgdoel:
Mw Peeters is, over 1 week, met ondersteuning van de VP, in staat naar het toilet te gaan
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Binnen (tijd) kan (patiënt), (concreet gedrag)
tip voor Rumba
Na 2 weken kan Dhr Janssen zelfstandig zijn bloedsuiker meten
Slide 22 - Tekstslide
welk hulpmiddel kun je gebruiken voor het maken van een verpleegdoel?
A
Coëlho
B
Vademecum
C
Carpenito
D
Stappen van Bakker
Slide 23 - Quizvraag
De meetbaarheid van een doel wordt beschreven in het gedrag van de verpleegkundige
A
juist
B
onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Welk hulpmiddel gebruik je om een zorgdoel te formuleren
Voorbeeld RUMBA doel: Mevrouw Dijkers kan zich binnen 8 weken met behulp van een rollator binnenshuis zelfstandig verplaatsen.
Slide 26 - Tekstslide
In het verpleegplan van meneer Akdemir lees je als verpleegdoel: Meneer heeft binnen twee weken meer contacten gelegd met mensen.
Aan welke RUMBA-eis wordt bij dit zorgdoel niet voldaan?
A
R
B
U
C
M
D
B
Slide 27 - Quizvraag
Welk van onderstaande verpleegdoelen is juist geformuleerd?
A
Kevin eet binnen een week zijn maaltijd
B
Monique oefent met lopen drie maal per week onder beleiding van de fysiotherapie
C
Monique loopt over een week zelfstandig met hulp van haar rollator naar de recreatieruimte
D
Dhr. Storm is over een week niet meer agressief
Slide 28 - Quizvraag
Wie stelt de verpleegdoelen op?
A
de patiënt
B
de verpleegkundige
C
de patiënt met de verpleegkundige
D
de hoofdbehandelaar
Slide 29 - Quizvraag
Mevrouw Van Zeist geeft aan dat ze problemen heeft met haar ontlasting. Ze heeft één keer per week ontlasting en vindt dit zelf te weinig. De verpleegkundige diagnose ‘obstipatie’ is vastgesteld. Welk verpleegdoel (RUMBA!) kun je opstellen
Slide 30 - Open vraag
Mw. de Vries 84 jaar weduwe. Mw. wordt s ’nachts veel wakker, moet hoesten, door benauwdheid passend bij de COPD waardoor mw. zich overdag niet uitgerust voelt. Formuleer en PES en een RUMBA bij de casus
timer
2:00
Slide 31 - Open vraag
Antwoord
P: Mw. wordt ’s nachts vaak wakker
E: Mogelijk door hoesten, benauwdheid passend bij COPD
S: Mw. geeft aan zich overdag niet uitgerust te voelen
Doel
Mw de Vries slaapt s’nachts minimaal 5 uur achtereen en valt snel weer in slaap na een hoestbui.