H2 - Fictie H8-8-22-23-37-38

H2 - Fictie H8-8-22-23-37-38
Toets: volgende week
Pak je laptop erbij!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H2 - Fictie H8-8-22-23-37-38
Toets: volgende week
Pak je laptop erbij!

Slide 1 - Tekstslide

Spanning en sensatie! Wat hoort bij elkaar? 
Spanning

Sensatie
Opwinding door allerlei spektakel (vuurballen, achtervolgingen)
Willen weten hoe het verdergaat

Slide 2 - Sleepvraag

Spanning! Wat hoort bij elkaar? 
Emotionele spanning
Intellectuele spanning
Als je meer weet dan de personages, bijvoorbeeld dat er een moordenaar rondsluipt
Als je net zo veel (of minder) weet, bijvoorbeeld wanneer je met een detective mee puzzelt

Slide 3 - Sleepvraag

Perspectief! Wat hoort waarbij?
Je kijkt mee met één personage
De verteller is alwetend en kent de gedachten van alle personages
Ik-verteller
Personale verteller
Auctoriale verteller

Slide 4 - Sleepvraag

Welk vertelperspectief?

‘Ben je zenuwachtig?’ Bert Pringel legde zijn hand op de schouders van Stijn, terwijl ze door de tunnel van het Bockenfield Stadium naar het veld liepen.
‘Valt wel mee’, hield Stijn zich groot. In werkelijk had hij moeite om zijn zenuwen in bedwang te houden.
A
ik-verteller
B
auctoriale verteller
C
personale verteller

Slide 5 - Quizvraag

Tijd: wat gebeurt hier?

‘In twee jaar tijd werkte Eva als afwasser, serveerster, pakketbezorger, badjuf en receptioniste.’
A
Chronologisch
B
Versnelling
C
Flashback
D
Flashforward

Slide 6 - Quizvraag

Tijd: wat gebeurt hier?

We zijn met z’n drieën nu.
We waren met z’n vieren, maar één van ons gaat dood. Dat kun je beter maar weten. Nu al, voordat ik begin.
A
Chronologisch
B
Versnelling
C
Flashback
D
Flashforward

Slide 7 - Quizvraag

Tijd: wat klopt?
A
De ‘verteltijd’ is de lengte van het verhaal, bijv. 200 bladzijden. De ‘vertelde tijd’ is hoe lang de tijdsperiode uit het verhaal duurt, bijv. 2 jaar.
B
De ‘vertelde tijd’ is de lengte van het verhaal, bijv. 200 bladzijden. De ‘verteltijd’ tijd is hoe lang de tijdsperiode uit het verhaal duurt, bijv. 2 jaar.

Slide 8 - Quizvraag

Ruimte: wat is NIET waar?
A
De ruimte is de omgeving waar het verhaal zich afspeelt.
B
Bij ruimte gaat het niet alleen om de plek, maar om alle omschrijvingen van de omgeving.
C
Voorwerpen, geluiden, weer, seizoenen, tijdperken en culturen horen ook bij omschrijvingen van de ruimte.
D
De beschrijving van de ruimte past altijd bij de gebeurtenissen uit het verhaal: bijvoorbeeld een rozentuin bij een romantisch verhaal.

Slide 9 - Quizvraag

Plot: wat hoort bij elkaar?
Plotwending
Cliffhanger
Uitstellen van ontknoping
Het verhaal stopt precies op een superspannend moment.
Bekende techniek bij detectives: je komt slechts beetje bij beetje te weten wie de moord heeft gepleegd en waarom.
Je dénkt dat je weet hoe het verhaal verder zal gaan, maar ineens zit het toch anders in elkaar dan je dacht.

Slide 10 - Sleepvraag

Wat is ook alweer het thema van een verhaal?
A
De plot
B
De kortst mogelijke samenvatting
C
Een patroon in het verhaal
D
Het begin, verloop en einde van een verhaal

Slide 11 - Quizvraag

In The Hate U Give komen steeds dezelfde teksten van rapper Tupac weer voorbij: een heel concreet terugkerend element. Wat voor soort motief is dat?
A
Abstract motief
B
Leidmotief
C
Klassiek motief

Slide 12 - Quizvraag

In maffiaverhalen is ‘haat tussen rivaliserende families’ een typisch motief. Maar wat voor soort motief is dat dan?
A
Abstract motief
B
Leidmotief
C
Klassiek motief

Slide 13 - Quizvraag

Back to the Future vs. Oedipus uit de Griekse mythologie
Het boek Spijkerzwijgen vs. Kaïn en Abel in de Bijbel
Hoe heet zo'n thematische overeenkomst tussen een verhaal van nu en een verhaal van heel lang geleden?

Slide 14 - Open vraag

Met welk onderdeel ga jij nog wat extra oefenen?

Slide 15 - Woordweb