quiz thema 4 en 5 voeding, vertering, ademhaling

   bord 
Stan en Lise                           Lisa en Gijs                           Marjolijn

Giovanni en Emma             Bjorn en Roos                     Iris

Max en Britt                    Maxim            Elsje                  Jorik en Muryan


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

   bord 
Stan en Lise                           Lisa en Gijs                           Marjolijn

Giovanni en Emma             Bjorn en Roos                     Iris

Max en Britt                    Maxim            Elsje                  Jorik en Muryan


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Bij het pantoffeldiertje vindt gaswisseling plaats via het celmembraan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Bij dit dier vindt gaswisseling via de kieuwen(dolfijnsoort).
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Door neusademhaling worden de ziekte verwekkers uit de lucht beter tegengehouden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij verslikken?
A
Er komt voedsel in de luchtpijp
B
Er komt lucht in de slokdarm

Slide 6 - Quizvraag

Waar is de wand verstevigd met hoefijzervormig kraakbeen.
A
in de kleine luchtwegen
B
in de longblaasjes
C
in de gehele luchtpijp en de bronchien

Slide 7 - Quizvraag

Medicijnen die je inademt via een inhalator worden snel in het bloed opgenomen omdat?
A
De longblaasje en longhaarvaten een dunne wand hebben.
B
Het grote gezamelijke oppervlak van de longblaasjes.
C
Door de antwoorden van A en B samen

Slide 8 - Quizvraag

Gaat bij hikken het middenrif omhoog of omlaag? En heeft dit in of uitademing tot gevolg
A
omhoog -inademing
B
omhoog - uitademing
C
omlaag-inademing
D
omlaag -uitademing

Slide 9 - Quizvraag

Van welke verschijnselen heeft een COPD patiënt vaak last? Wat is een belangrijke veroorzaker van COPD?
A
verschijnsel -huiduitslag veroorzaker-roken
B
verschijnsel -huiduitslag veroorzaker-huisstof
C
verschijnsel -benauwheid en hoesten veroorzaker-roken
D
verschijnsel -benauwheid en hoesten veroorzaker-huisstof

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Voedingsstoffen hebben een taak. Kies de juiste taak of taken. Er zijn dus meerdere antwoorden goed. 
Sleep de goede antwoorden naar het vierkant


Vetten worden gebruikt als 
Brandstof
Bouwstof
Reservestof
Beschermende stof

Slide 12 - Sleepvraag

Hier zie je een deel van het verteringsstelsel.
Wat is de naam van de aangegeven organen?
Schrijf dit als volgt op:
1 =
2 = (zet een spatie tussen het = teken,
schrijf getallen helemaal op))

Slide 13 - Open vraag

Een galsteen kan de afvoerbuis van de galblaas afsluiten.
Leg uit dat vet dan minder goed verteerd kan worden.

Slide 14 - Open vraag


Een belangrijke taak van eiwitten in ons voedsel is

A
het leveren van mineralen voor de opbouw van ons gebit.
B
het leveren van materiaal voor de cytoplasmavorming.
C
het leveren van energie voor de lichaamsfuncties.
D
het vormen van reservevoedsel dat in het onderhuids bindweefsel wordt opgeslagen.

Slide 15 - Quizvraag


Meneer Hendriks weegt 97,2 kg en is 1,85 m lang.
 Tijdens een bezoek aan zijn huisarts krijgt hij te horen dat hij minstens 7,5 kg moet afvallen. Leg uit waarom Hendriks dan beter aardappels dan patat kan eten. Gebruik de tabel bij je uitleg.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Zenuwstelsel
B
Hersenstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
autonoom zenuwstelsel

Slide 18 - Quizvraag


Bewegingszenuwen geleiden impulsen van ...
A
zintuigen naar het ruggenmerg
B
het ruggenmerg naar zintuigen
C
spieren naar het ruggenmerg
D
het ruggenmerg naar spieren

Slide 19 - Quizvraag

Welk deel van de hersenen zorgt voor het coördineren van bewegingen?
A
Kleine hersenen
B
Grote hersenen
C
hersenstam
D
hypofyse

Slide 20 - Quizvraag

Wat wordt aangewezen met onderdeel 5

Slide 21 - Open vraag

Wat is de functie
van onderdeel 9

Slide 22 - Open vraag

Wat wordt aangeduid
bij onderdeel 4

Slide 23 - Open vraag

In welke huidlaag zitten je zintuigcellen?
A
Hoornlaag
B
Kiemlaag
C
Lederhuid
D
Onderhuidsbindweefsel

Slide 24 - Quizvraag

De huidlagen van buiten naar binnen
A
opperhuid, onderhuids bindweefsel, lederhuid
B
lederhuid, opperhuid, onderhuidsbindweefsel
C
opperhuid, lederhuid, onderhuidsbindweefsel
D
lederhuid, onderhuids bindweefsel, opperhuid

Slide 25 - Quizvraag

Op het netvlies zitten kegeltjes en staafjes. Wat nemen deze waar?
A
Kegeltjes nemen licht waar. Staafjes nemen kleur waar.
B
Kegeltjes nemen kleur waar. Staafjes nemen licht waar.

Slide 26 - Quizvraag

Einde quiz...

en de winnaar is.....?

Slide 27 - Tekstslide