Les 15-06-2021, paragraaf 8.6

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
15 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
30 minuten: aan het werk!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
15 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
30 minuten: aan het werk!

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen van nieuwe technologie??
A
Prijzen stijgen
B
Belasting wordt verhoogd
C
Loonkosten dalen
D
Laaggeschoold werk verdwijnt

Slide 2 - Quizvraag

Innovatie kan gevolgen hebben voor de werkgelegenheid.
Geef aan welke technische vernieuwing de meeste gevolgen heeft voor de werkgelegenheid.
A
De curved tv-screens worden in een grotere uitvoering gemaakt.
B
Er wordt onderzoek gedaan naar automatische registratie van rijden in files.
C
In veel fabrieken worden robots geïnstalleerd.
D
Er komt een tv-zender speciaal voor smartphones.

Slide 3 - Quizvraag

Leerdoelen:
- Ik kan verschillende marktvormen onderscheiden aan de hand van de marktkenmerken.

HUISWERK: Paragraaf 8.6

Slide 4 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij het begrip marktvormen?

Slide 5 - Woordweb

Marktaandeel
De omzet of afzet van een bedrijf uitgedrukt als percentage van de totale omzet of afzet van de productgroep.

Formule = (deel : geheel) x 100%

Zorgverzekeringen:
Afzet, aantal verkochte zorgverzekeringen.

Slide 6 - Tekstslide

Marktvorm
Een marktvorm is het geheel van omstandigheden waaronder ondernemingen met elkaar concurreren.

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerken van marktvormen
  • Aantal aanbieders
  • Aantal vragers 
  • Aard van het product (homogene of heterogene producten)

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken van marktvormen
  • Hoeveel aanbieders zijn er?
  • Hoeveel vragers zijn er?
  • Zijn de producten verschillend of hetzelfde?

Marktvorm:
Hoeveel macht heeft de producent.
Hoeveel macht heeft de consument.

Slide 9 - Tekstslide

Homogene producten
Consumenten zien de producten van de verschillende aanbieders als hetzelfde.

Slide 10 - Tekstslide

Heterogene producten
Als de consument vindt dat er verschil is tussen de producten van de verschillende aanbieders.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Volkomen concurrentie
  • Veel aanbieders en veel vragers 
  • Prijs wordt bepaald door vraag en aanbod 
  • Het maakt de vragers niet uit wie levert (homogeen goed)
  • Komt weinig voor

Slide 13 - Tekstslide

Monopolistische concurrentie
  • Veel aanbieders  
  • Producten lijken op elkaar, maar elke aanbieder is uniek
  • Voor de klant is er een verschil wie levert of wat het merk is (heterogeen goed) 
  • Komt veel voor

Slide 14 - Tekstslide

Oligopolie
  • Weinig aanbieders en veel vragers  
  • Heterogene goederen → producenten moeten met elkaar concurreren 
  • Homogene goederen → klanten letten vooral op de prijs (er kan een prijzenoorlog ontstaan) 

Slide 15 - Tekstslide

Wat voor een marktvorm vormen de terrasjes in Maastricht?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolie
C
Oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 16 - Quizvraag

I Bij homogene goederen is de concurrentie feller dan bij heterogene producten

II Naarmate er minder concurrentie is, hebben aanbieders meer invloed op de prijs van hun product.
A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 17 - Quizvraag

Kartel
Verboden prijsafspraken = kartel

Reden → onderlinge concurrentie beperken

Slide 18 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 19 - Tekstslide

I. Bij monopolistische concurrentie is er altijd sprake van heterogene producten.

II. De kans op een kartel is bij een oligopolistische marktvorm veel groter dan bij volkomen concurrentie.

A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 20 - Quizvraag

Welke verschillende marktvormen
zijn er?

Slide 21 - Open vraag

Plaats de vier marktvormen in volgorde van veel concurrentie op de markt tot weinig tot geen concurrentie op de markt.
Oligopolie
Monopolie
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie

Slide 22 - Sleepvraag

Hieronder staan vijf marktvormen. Geef van elke martkvorm aan of het gaat om een monopolie of een oligopolie. Sleep de zinnen naar de juiste plek.







Monopolie
Oligopolie
Uitgifte van rijbewijzen
Internet
NS
Microsoft
Onderwijs

Slide 23 - Sleepvraag

Aan de slag!
Wat? Ga aan de slag paragraaf 8.3
Hoe? In de online leeromgeving
Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn
Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.
Klaar? Ga verder met een ander vak of ga bezig met paragraaf 8.4

timer
25:00

Slide 24 - Tekstslide