15 maart Beveiliging

Beveiliging



22 maart 2022
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Beveiliging



22 maart 2022

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Welkom
Wat doen we deze les?

- Uitleg spelling (tt. vt. volt.dw)
- Oefenen van de theorie
- Bespreken oefening
- Zelfstandig in Taalblokken
spelling: voltooid deelwoord
- Spreekoefening

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

't ex kofschip - verleden tijd
Wanneer krijg je +te en wanneer +de?
1. Zoek de stam van het werkwoord.
2. Kijk of de laatste letter van de stam voorkomt in ’t ex kofschip.
3. Eindigt de stam op een letter uit ’t ex kofschip? 



JA
NEE
+TE
+DE

Slide 5 - Tekstslide

De (vergroten) foto kon bij de fotograaf worden (afhalen).
Het (worden) tijd dat jij je rekeningen eens (betalen).

Er (gebeuren) vroeger vaak een ongeluk op die (verbreden) provinciale weg.
Het enthousiaste publiek (juichen) hard toen de spits daarnet (scoren).
Hij is goed van vertrouwen en (geloven) eigenlijk alles wat iemand (zeggen).
De studenten (lachen) zich een ongeluk toen hun docent dat voorstel (lanceren).
(Bereiden) jij het avondeten wel eens, of (doen) je partner dat altijd?
De passagiers van het naast de baan (landen) vliegtuig hadden net allemaal het toestel verlaten toen dat alsnog in brand vloog en helemaal (uitbranden).

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

't ex kofschip - voltooid deelwoord
Wanneer krijg je +te en wanneer +de?
1. Zoek de stam van het werkwoord.
2. Kijk of de laatste letter van de stam voorkomt in ’t ex kofschip.
3. Eindigt de stam op een letter uit ’t ex kofschip? 



JA
NEE
+T
+D

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Taalblokken; spelling en grammatica; 
onderdeel spelling
werkwoordspelling - het voltooid deelwoord
maken opdracht 1 t/m 5
Klaar? Dan kom ik bij je langs en mag je verder met andere opdrachten.



Slide 10 - Tekstslide

Spreekopdracht




Noteer minimaal 10 woorden die jullie associëren met het onderwerp




Slide 11 - Tekstslide

Leerling A krijgt nu 2 minuten de tijd om te spreken en zoveel mogelijk woorden te gebruiken in een logisch verhaal.
Leerling B kruist op het blad van A aan welke woorden A heeft gebruikt.


Jullie bespreken daarna welke woorden moeilijk in te passen waren in het verhaal. Waren de woorden goed gebruikt?

Slide 12 - Tekstslide




Verder met examentraining

Slide 13 - Tekstslide

Regels
Als je iets wilt zeggen/vragen even vinger opsteken.
Je mag iets zeggen zodra je de beurt krijgt.
We luisteren naar elkaar.
Eten en drinken kan in de pauze. Water mag wel tijdens les.
Moet je nodig naar het toilet; dan mag je gewoon gaan.

Slide 14 - Tekstslide

Ervaringen stage
Sportstad
ROC Friese Poort Emmeloord
Deltion
PI Lelystad (penitentiaire inrichting)
ROC Friese Poort Leeuwarden
Ziekenhuis Drachten/ Heerenveen
Andere bedrijven



Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

lesdoel
Je weet hoe je een werkwoord in de verleden tijd schrijft
Je kunt de regel van 't ex kofschip toepassen

Slide 17 - Tekstslide

De tegenwoordige tijd:
- Als je een zin in de TT (tegenwoordige tijd) schrijft, schrijf je iets over het nu of in de toekomst. 
- Werkwoorden kan je vervoegen om het woord goed in een zin te laten passen. Dit doe je met: ik, jij, hij, wij, jullie, zij 

Voorbeeld: ik loop, jij loopt, hij loopt, wij lopen, jullie lopen, zij lopen. 

Slide 18 - Tekstslide

Verschil sterk en
zwak werkwoord?

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Wanneer -te en wanneer -de?
Vaak hoor je het zelf al

Of                gebruik 't ex kofschip!

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Hoe goed denk je dat je de lesdoelen beheerst?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Slide 25 - Tekstslide

Wat is een
voltooid deelwoord?

Slide 26 - Woordweb

Slide 27 - Video

Wij reisten/reisden naar Frankrijk (reizen)

A
reisten
B
reisden

Slide 28 - Quizvraag

Wij klapten/klapden in onze handen (klappen)

A
klapten
B
klapden

Slide 29 - Quizvraag

Daarmee ... ik mijn rug te veel. (belasten)

A
belastte
B
belaste
C
belastde
D
belasde

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

't ex kofschip - voltooid deelwoord
Wanneer krijg je +te en wanneer +de?
1. Zoek de stam van het werkwoord.
2. Kijk of de laatste letter van de stam voorkomt in ’t ex kofschip.
3. Eindigt de stam op een letter uit ’t ex kofschip? 



JA
NEE
+T
+D

Slide 32 - Tekstslide

Ik heb de hele avond gedanst/gedansd (dansen)

A
gedanst
B
gedansd

Slide 33 - Quizvraag

Ik ben verhuist/verhuisd? (verhuizen)

A
verhuist
B
verhuisd

Slide 34 - Quizvraag

Ik heb je vanochtend opgehaalt/opgehaald (ophalen)
A
opgehaalt
B
opgehaald

Slide 35 - Quizvraag

Spelling

Tegenwoordige tijd (stam +t)
ik loop
jij loopt
hij loopt
wij lopen
jullie lopen
zij lopen

Slide 36 - Tekstslide

Verleden tijd:
De verleden tijd kan op 2 manieren worden gevormd: 
- door achter de ik-vorm de(n) of te(n) te zetten bij klankvaste werkwoorden (zwakke werkwoorden) werk - werkte
- door klankverandering bij klankveranderende werkwoorden (sterke werkwoorden) loop - liep 

Slide 37 - Tekstslide

Vervolg Verleden tijd
Meestal kun je wel horen of je in de verleden tijd de(n) of te(n) moet gebruiken. Lukt dat niet..? 

Gebruik dan: ' T EX KOFSCHIP

Regel van 't ex kofschip: kijk naar de laatste letter van de stam. Als dat een x, t, k, f, s, ch of p is, schrijf je -te(n). Zo niet, -de(n) 

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Wat doen we deze periode



Spelling
Oefenen lezen en luisteren 
Examentraining voor het Centraal Examen

Slide 40 - Tekstslide