Les 1 &2 periode 1: de cel

Trainingskunde
Leerjaar 1, periode 3
Les 1
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
TrainingskundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Trainingskunde
Leerjaar 1, periode 3
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herkansing 
Woensdag 5 maart 14:15.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp van periode 3? 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ORGANEN & DE SPORTLEIDER
Nieuwe reader!
Laatste blok!
Laatste toets! 
Toetsdatum: 14 april 2025
Wat moet je leren: Alles uit het nieuwe boekje!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu eerst:

1. Laptop openen
2. E-mail openen
3. Boekje downloaden
4. Boekje opslaan in map: Trainingskunde
5. Inloggen bij lesson-up

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0-meting

Test jezelf!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk orgaan is dit?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk orgaan is dit?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk orgaan is dit?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk orgaan is dit?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk orgaan is dit?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk orgaan is dit?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dit?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
1. Wat is een cel, weefsel, orgaan, stelsel en organisme
2. 4 kenmerken kunnen benoemen van een organisme
3. De levensloop van een cel uitleggen
4. De functie en verschillen van een cel uitleggen.
5. De 5 stappen van wondgenezing benoemen
6. 4 invloeden van warm/koud opnoemen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 1: De cel

De kleinst, levende onderdeel van een organisme

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een organisme?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En al die cellen liggen dus zo dicht tegen elkaar aan. Alle miljoenen cellen met dezelfde functie >
vormen bijv. de huid of je lever of een spier of een zenuw. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cellen hebben niet allemaal dezelfde functie, ze specialiseren zich en krijgen dan een andere vorm (spiercel, zenuwcel). Vorm en functie zijn altijd gekoppeld. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spier

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

huid

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Donkerblauwe 
cirkel = CELKERN


Hierin ligt je chromosomen
opgeslagen. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je chromosomen bestaan uit strengen DNA. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
1. De cel is dus het kleinst, levende bouwsteen van een organisme. 
2. Bacteriën, dieren, planten en mensen zijn opgebouwd uit cellen. Sommige bestaan uit 1 cel, anderen uit miljarden.
3. Er zijn verschillende soorten cellen, die verschillende functies hebben. 
4. In alle cellen zit een celkern met je DNA. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weefsel
Alle cellen met dezelfde vorm en functie: 

De spier of haar, of een zenuw. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Orgaan
Alle verschillende weefsel die wel met elkaar samenwerken. 

Het hart: Spierweefsel & Zenuwweefsel samen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Orgaanstelsel
Alle verschillende organen die dezelfde functie uitvoeren

Het hart en bloedvaten samen is het bloedvatenstelsel
De longen en luchtpijp samen zijn het ademhalingsstelsel
De Slokdarm, maag, alvleesklier en de darmen samen zijn het verteringsstelsel. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organisme
Alle stelsels bij elkaar is een organisme ofwel: een levend wezen.

Eencellige bacterie, een plant, een dier, de mens.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hebben een plant, dier en
mens met elkaar gemeen?

Slide 29 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

5 Kenmerken van een organisme
1. Beweging: Bloem richting de zon, een mens en dier loopt o.i.d
2. Voortplanting: Organismen kunnen zich vermeerderen. 
3. Groei: Organismen groeien en worden groter
4. Stofwisseling: organismen hebben voeding nodig.
5. Prikkelverwerking: Organismen kunnen reageren op prikkels. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de onderdelen in de juiste volgorde
Weefsel
Orgaan
stelsel
Cel
Organisme
Orgaan
1
2
3
4
5

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Niet alle cellen hebben dezelfde functie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In ALLE cellen ligt je DNA opgeslagen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trainingskunde
Leerjaar 1, periode 3
Les 2

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie van de Huid
De huid = een orgaan

1. Zet zonlicht om in vitamine D
2. Bied bescherming
3. Kan aanraking, temperatuur en pijn voelen
4. Regelt temperatuur

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temperatuur

Hoe warm hoort het ongeveer te zijn in onze romp? 

We blijven op temperatuur door:
1. Spierspanning
2. Stofwisseling

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloeden

1. Menstruatie cyclus: 0.5 graad hoger tijdens ovulatie
2. Moment van de dag: 'S ochtends ben je koeler
3. Lichamelijk bewegen: Hoger tijdens/na work-out
4. Ziekte: Bij koorts is je lichaamstemperatuur hoger. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe word je warmer?

Slide 41 - Woordweb

Afkoelen:
• Verwijden van de bloedvaten
• Zweten
• Lage spierspanning
• Rusten
• Verplaatsen naar een koelere plek

Warmer worden:
• Kleding
• Verplaatsen naar een warmere plek
• Spieren bewegen (rillen, klappertanden, handen wrijven, stampen)
• Vernauwing van de bloedvaten
• Minder zweten
• Kippenvel (minder lucht om het lichaam)

Hoe word je koeler?

Slide 42 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat doet ons lichaam?
Te warm
Te koud
Bloedvaten verwijden
Bloedvaten vernauwen
Meer zweten
Minder zweten
Lage spierspanning
Klappertanden
Rusten
Rillen/kippenvel

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Te doen: 

- Alle vragen van Hoofdstuk 1 EN 2.
- Opdracht 2 (hoofdstuk 1) 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
1. Wat is een cel, weefsel, orgaan, stelsel en organisme
2. 4 kenmerken kunnen benoemen van een organisme
3. De levensloop van een cel uitleggen
4. De functie en verschillen van een cel uitleggen.
5. De 5 stappen van wondgenezing benoemen
6. 4 invloeden van warm/koud opnoemen

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies