Parts of speech

Parts of speech
most important words and their meaning in a sentence
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Parts of speech
most important words and their meaning in a sentence

Slide 1 - Tekstslide

words
noun
pronoun
verb
adjective
adverb
preposition

Slide 2 - Tekstslide

what is a noun
A
werkwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
bijwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Quizvraag

what is the noun in the sentence
"the blue jacket fits perfectly"
A
perfectly
B
blue
C
jacket
D
fits

Slide 4 - Quizvraag

what is a verb?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord

Slide 5 - Quizvraag

what is the verb in the sentence
"the blue jacket fits perfectly"
A
the
B
blue
C
jacket
D
fits

Slide 6 - Quizvraag

what is an adjective?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quizvraag

what is the adjective in the sentence
"the blue jacket fits perfectly"
A
fits
B
blue
C
jacket
D
perfectly

Slide 8 - Quizvraag

what is an adverb?
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 9 - Quizvraag

what is the adverb in the sentence
"the blue jacket fits perfectly"
A
jacket
B
fits
C
perfectly
D
the

Slide 10 - Quizvraag

adverb
noun
verb
adjective
beautifully
nicely
table
to walk
to be 
friend
beautiful
yellow

Slide 11 - Sleepvraag

write a sentence, using a noun, verb, adjective an adverb

Slide 12 - Open vraag

GET IT?
No
Yes
Kind of
Not yet

Slide 13 - Poll