Herhaling H4 en H5

H4 Werken met aantallen
Procenten en factor
wetenschappelijke notatie
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H4 Werken met aantallen
Procenten en factor
wetenschappelijke notatie

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welke factor hoort bij 85%?
A
85
B
1,85
C
0,85
D
0,15

Slide 3 - Quizvraag

Procent en factor
Je kunt bij vragen met procenten gebruik maken van de factor.



85% = 85 : 100 = 0,85
140 % = 140 : 100 = 1,40
225 % = 225 : 100 = 2,25 
factor = percentage : 100

Slide 4 - Tekstslide

Welke factor hoort bij een toename van 8 % ?
A
1,8
B
0.08
C
0,92
D
1,08

Slide 5 - Quizvraag

Procent en factor
Als er een percentage bij komt (toename) of af gaat (afname/korting) kun je ook de factor gebruiken.
Bedenk hoeveel procent je over houdt met deze toename of afname en doe dan:



factor = percentage : 100

Slide 6 - Tekstslide

Procent en factor


5%  erbij = 105 % over      ->   factor = 1,05
2,5% eraf = 97,5 %  over      ->   factor = 0,975
25% korting = 75% over   ->   factor = 0,75
factor = percentage : 100

Slide 7 - Tekstslide

Richard zet €2500 op zijn spaarrekening met 3 % rente.
Hoeveel geld staat er na 3 jaar op zijn rekening?
A
2725 euro
B
2731,82 euro
C
2275 euro

Slide 8 - Quizvraag

Procenten steeds erbij
Als je ieder jaar 3% rente krijgt, is de factor 1,03
(100 + 3 = 103 % -> factor is 1,03)

2500 x 1,03 x 1,03 x 1,03 =2500 x 1,03^3 = € 2731,82

Als je het bedrag van een jaar eerder wilt uitrekenen, moet je juist : 1,03 doen !!

Slide 9 - Tekstslide

Hoe schrijf je 250 000 000 in de wetenschappelijke notatie?
A
25 x 10^6
B
0,25 x 10 ^9
C
2,5^8
D
2,5 x 10 ^8

Slide 10 - Quizvraag

Hoe schrijf ik 1,364 x 10^6 als gewoon getal?
A
1 364 000
B
0,000 001 364
C
1 364 000 000
D
136 400

Slide 11 - Quizvraag

Wetenschappelijke notatie
De wetenschappelijke notatie gebruiken we om hele grote of
hele kleine getallen op een kortere manier op te schrijven.



Als er geen nullen staan, moet je het getal voor de 'x' afronden:
12 567 864 = 1,256...... x 10^7 = 1,3 x 10^7

Slide 12 - Tekstslide

H5 Gelijkvormigheid
Licht en schaduw
Gelijkvormige figuren
Gelijkvormigheid en factor

Slide 13 - Tekstslide

Je leert:

Slide 14 - Tekstslide

Licht en schaduw
zonlicht = evenwijdige lijnen
lamplicht = lichtstralen vanuit één punt

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de overeenkomstige zijde met zijde AC
A
PQ
B
PR
C
RP
D
CA

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de overeenkomstige zijde van zijde LP?
A
MP
B
LM
C
KL
D
NP

Slide 17 - Quizvraag

Gelijkvormigheid
Om met gelijkvormigheid te werken, moet je er altijd voor zorgen dat de figuren in dezelfde stand zijn getekend:

Slide 18 - Tekstslide

Gelijkvormigheid
Pas als ze in dezelfde stand zijn getekend, kun je de factor berekenen met overeenkomstige zijden:

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de factor van de vergroting?
A
50 : 39 = 1,28
B
65 : 50 = 1,3
C
65 : 39 = 1,667
D
75 : 39 = 1,92

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de lengte van zijde MS?
A
75 : 1,667 = 45 cm
B
50 : 1,667 = 30 cm
C
75 x 1,667 = 125 cm
D
50 x 1,667 = 83,35 cm

Slide 21 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Kies een oefenproefwerk om te maken
en na te kijken

Kijk heel goed naar de leerdoelen per hoofdstuk

Voor extra uitleg kijk in lessonup

Slide 22 - Tekstslide