Fictie

Welkom
Ga rustig zitten.
Pak je spullen: NN, leesboek, schrift, pen.
Telefoon thuis of in de kluis.
Wacht rustig tot de les begint.

Huiswerkcontrole.

1 / 74
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 74 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga rustig zitten.
Pak je spullen: NN, leesboek, schrift, pen.
Telefoon thuis of in de kluis.
Wacht rustig tot de les begint.

Huiswerkcontrole.

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00
10 minuten in stilte zelfstandig lezen.

1

Slide 2 - Tekstslide

Fictie

Slide 3 - Tekstslide

  • Lezen
  • Woorden van de week
  • Planning komende weken
  • Doelen van deze les
  • Fictie
  • Uitleg
  • Oefenen
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 4 - Tekstslide

Boektoets, samenvatting schrijven
  • Tijdens de les op maandag 2 december as.
  • Je hebt hier 1 les de tijd voor.
  • Is het niet af, dan ga je verder tijdens de toets, maar dit kost je wel tijd.
  • Samenvatting neem ik in en krijg je tijdens de toets weer terug.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen deze les

  1. Ik kan 

Schrijf deze doelen in je schrift, zodat je aan het eind van de les kan controleren of je de doelen hebt behaald.

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen fictie  en non -fictie.
  • Ik kan verschillende verhaalsoorten (genres) benoemen en beargumenteren waarom een verhaal tot dat bepaalde genre hoort.
  • Ik kan hoofdpersonen en bijpersonen in een tekst herkennen.
  • Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen kenmerken en eigenschappen van een persoon.
  • Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen uiterlijke kenmerken en innerlijke eigenschappen.
  • Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen realistische en niet-realistische verhalen.

Slide 8 - Tekstslide

Bekijk het filmpje
  • Fictie en non -fictie.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Verschil fictie en non-fictie
  • Is fictie altijd helemaal verzonnen?
  • Is non-fictie altijd de waarheid?


  • Het verschil heeft niks te maken of het op waarheid is gebaseerd.

Slide 11 - Tekstslide

           Doel fictie
de schrijver wil de lezer
- amuseren
- ontspannen: het boek is uit en je hebt mooie herinnering

          Doel non-fictie
de schrijver wil de lezer
- informeren, iets laten doen
- inspannen: lezen + daarna
   iets mee doen



Slide 12 - Tekstslide

Genre
Genre is een verzameling van verhalen die tot dezelfde soort horen. Voorbeelden van genres:
avonturenroman;
historische roman;
liefdesroman;
oorlogsroman;
psychologische roman;
science fiction.

Slide 13 - Tekstslide

Genres /verhaalsoorten
zie pictogrammen op de rug van een bibliotheekboek.


Slide 14 - Tekstslide

Oefenen
In de klas of in de schoolbieb:
- bedenk welk genre jij gaat bekijken
- zoek alle boeken van dit genre en leg ze bij elkaar

Slide 15 - Tekstslide

Personages
Hoofdpersoon
  • Belangrijkste personage in een verhaal. 
  • Meestal één hoofdpersoon. Maar soms ook meer. 

Slide 16 - Tekstslide

Personage - hoofdpersoon
  • je weet wat hij denkt en voelt;
  • je weet wat zijn karaktereigenschappen zijn;
  • hij maakt een karakterontwikkeling door.
- round characters!

Slide 17 - Tekstslide

Personages
Hoofdpersoon:
  • Wordt uitgebreid beschreven: je leest wat deze persoon denkt en voelt.
  • Heeft meestal een probleem of opdracht in het verhaal dat opgelost of volbracht moet worden. 

Slide 18 - Tekstslide

Personage - bijpersoon
  • je weet gedachten en gevoelens niet;
  • ze veranderen niet;
  • ze reageren vaak voorspelbaar.
- flat characters!

Slide 19 - Tekstslide

Hoofd-en bijpersoon
Hoofdpersonen
  • krijg je veel informatie over, leer je dus goed kennen;
  • je weet wat hij/zij denkt of voelt;
  • je weet wat zijn/haar karaktereigenschappen zijn;
  • je weet hoe hij/zij eruitziet;
  • je weet wat zijn/haar leefomstandigheden zijn;
  • je weet de ontwikkeling van de hoofdpersoon.
Bijpersoon:
  • krijg je minder informatie over;
  • je weet niet wat hij/zij denkt of voelt;
  • kan zich verder ontwikkelen.

Slide 20 - Tekstslide

Realistisch
  • Een verzonnen verhaal kan lijken op de werkelijkheid. 
  • Een verhaal is realistisch als het lijkt op de werkelijkheid, geloofwaardig is en geen fantasie-elementen bevat. 

Slide 21 - Tekstslide

Niet-realistisch
  • Als er dingen voorkomen in een verhaal die niet geloofwaardig zijn. 
  • Of als er fantasie-elementen voorkomen zoals: tovenaars, zombies en aliëns. 

Slide 22 - Tekstslide

Realistische of niet-realistische fictie 
Fictie = een verhaal dat verzonnen is.
Realistische fictie = fictie gebeuren wel dingen die in de werkelijkheid ook kunnen gebeuren. Een verhaal is realistisch als de gebeurtenissen in een verhaal net echt lijken en als de verhaalpersonen net zo reageren als echte mensen.
Niet-realistische fictie = fictie waar zo veel fantasie in zit dat ze in het echt nooit kunnen gebeuren.  Bijvoorbeeld griezelverhalen en fantasieverhalen gebeuren bijvoorbeeld dingen die in het echt niet mogelijk zijn

Slide 23 - Tekstslide

Beoordelingswoorden
Wat het verhaal met je doet:
  • Spannend - saai
  • Duidelijk - verwarrend
  • Humoristisch - zonder humor
  • Veel actie - gebeurt weinig in
  • Verdrietig - vrolijk

Slide 24 - Tekstslide

Beoordelingswoorden
Realistisch of niet-realistisch?
  • Geloofwaardig - ongeloofwaardig
  • Herkenbaar - niet herkenbaar
  • Levensecht - bedacht
  • Kan echt gebeuren - kan niet echt gebeuren

Slide 25 - Tekstslide

Vertelperspectief
Een verhaal kan vanuit verschillende standpunten geschreven worden:
  • Ik-perspectief.
  • Hij-/zij-perspectief
  • Alwetende verteller
  • Wisselend perspectief

Slide 26 - Tekstslide

Vertelperspectief
Ik-perspectief
  • De gebeurtenissen worden verteld vanuit de ik-vorm. 
  • Je zit als het ware in het hoofd van de ik-persoon.

Slide 27 - Tekstslide

Vertelperspectief
Hij-/zij-perspectief
  • De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld. 
  • Let op: een schrijver kan ook een wisselend perspectief gebruiken. Dan wisselen verschillende personen elkaar af. 

Slide 28 - Tekstslide

Wat is een gesloten einde?

Slide 29 - Open vraag

Wat is een open einde?

Slide 30 - Open vraag

Tijd
Hoe verloopt het verhaal?
  • chronologisch;
- van begin naar eind
  • voorgeschiedenis;
- midden in het verhaal
  • niet-chronologisch;
- van eind naar begin

Slide 31 - Tekstslide

Eind van een verhaal
Een verhaal kan op twee manieren eindigen:
  • gesloten;
- het verhaalprobleem is opgelost
  • open;
- sommige zaken zijn nog niet opgelost (zelf invullen)

Slide 32 - Tekstslide

Waar denk je aan bij ...
Alaska
hulphond
Anna Woltz

Slide 33 - Tekstslide

Lestips
Om het boek te promoten, is het leuk om zowel een stukje van Sven als een stukje van Parker voor te lezen. Je kunt direct met het eerste hoofdstuk beginnen (Sven) en dan vertellen dat ook Parker zich voorbereidt op de brugklas. Lees dan een klein stukje uit haar eerste hoofdstuk voor:
Mijn fiets suist (…) is het leeg. (blz. 8/9)
Op die manier leren de kinderen de vertelstijl direct goed kennen én krijgen ze een goed beeld van de hoofdpersonen. Daarnaast is het meteen duidelijk dat er iets heel bijzonders met Sven aan de hand is, maar wat het is… dat is nog niet direct duidelijk uit het fragment. Ook het fragment over Parker roept vragen op. Waarom is ze haar hond kwijt??
Je zou het de kinderen kunnen vragen: wat denk je dat Sven heeft? Vervolgens kun je vertellen dat hij epilepsie en daarom ook een hulphond heeft… Alaska. Lees dan de achterkant van het boek voor.



Slide 34 - Tekstslide

ALASKA
DOOR ANNA WOLTZ
Op de eerste dag van het schooljaar weet Sven het zeker: hij moet een briljante stunt uithalen. Anders is hij meteen die zielige jongen uit 1b, vanwege zijn epilepsie.
Parker wil juist onzichtbaar zijn. Ze heeft net de ergste zomer van haar leven achter de rug en vertrouwt niemand meer.
Dan ontdekt ze dat Alaska, de hond die eerst van háár was, nu bij Sven woont – als zijn hulphond. Overdag wil Parker niks te maken hebben met Sven, dus er zit maar één ding op. Ze gaat Alaska ontvoeren.


Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Link

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Leven met angst
‘Wees blij,’ zeg ik, ‘dat je bang kunt zijn voor een man met een pistool. Ik moet bang zijn voor mezelf. (blz. 106)
Bovenstaande, confronterende uitspraak van de epileptische Sven kan een heel mooie opening zijn voor een gesprek. Wat vinden de kinderen hiervan? Begrijpen ze wat Sven hier zegt? Zijn ze het met hem eens? Natuurlijk moet je er dan wel even wat achtergrond informatie over geven…
Dit boek gaat behalve over het hebben van angsten, juist heel erg over het overwinnen van die angsten – zonder dat het die angsten bagatelliseert. Ja, je weet nooit wat er kan gebeuren. Er kán iets misgaan en daar mag je best bang voor zijn. Maar als je je daardoor gaat verstoppen, zul je ook nooit mooie dingen meemaken in het leven. Een prachtige boodschap in deze tijd met aanslagen en angst. Daarom is dit een heel waardevol boek om in de klas voor te lezen.


Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Link

Fictie
Boek: Klem
Schrijfster:
Mel Wallis de Vries
Genre: jeugdthriller

Slide 42 - Tekstslide

Flaptekst
Op schoolreisje naar Vlieland! Alle ingrediënten voor een leuke trip zijn aanwezig. Maar dan gaat het vreselijk mis: een van de leerlingen wordt gewurgd in de duinen gevonden. De groep is lamgeslagen. Wat is er die nacht gebeurd? Wie heeft het gedaan?

Door het slechte weer kan niemand van het eiland af. Steeds meer feiten komen aan het licht; bijna iedereen lijkt een motief te hebben, bijna niemand lijkt de waarheid te spreken. Vriendschappen komen onder druk te staan, en langzaam maar zeker verandert het verblijf in een regelrechte hel.
Flaptekst
Een flaptekst is de samenvatting van de inhoud van een boek en wordt afgedrukt op de binnenkant van een boekomslag. De flaptekst heeft tot doel de potentiële lezer of koper een indruk te geven van de inhoud van het boek.

Slide 43 - Tekstslide

Ken je dit boek?
A
Ja, ik heb er wel eens van gehoord.
B
Ja, ik heb het gelezen.
C
Nee.
D
Nee, maar ik ken wel de schrijfster.

Slide 44 - Quizvraag

Lijkt je dit verhaal leuk?
Ja.
Ja, want ik hou van spannende verhalen.
Nee.
Nee, ik hou niet van spannende verhalen.
Een beetje.

Slide 45 - Poll

Dit verhaal is:
A
Realistische fictie
B
Niet-realistische fictie
C
Realistische non-fictie
D
Niet-realistische non-fictie

Slide 46 - Quizvraag

Vragen:
1. Waar speelt het verhaal zich af?
2. De hoofdpersoon heeft een afspraak. Waar vindt de ontmoeting plaats?
3. De afspraak vindt plaats onder nogal verdachte omstandigheden. Waaruit maak je dit op?
4. De hoofdpersoon is een scholier(e). Welke aanwijzing vind je hiervoor terug in de tekst?
5. Met wie denk je dat ze heeft afgesproken?
6. Wat gebeurt er op het einde?
7. Zou jij ook naar deze afspraak zijn gegaan? Waarom wel/niet?
8. Je las zojuist het eerste hoofdstuk uit het boek Klem van Mel Wallis de Vries. Bovenaan dit hoofdstuk staat ‘Proloog’. Wat is een proloog? 

Slide 47 - Tekstslide

Proloog
Nacht van woensdag op donderdag 01.58 uur
Een stormachtige noordwestenwind probeert me omver te duwen. Hij voelt koud en herfstachtig aan, terwijl het toch echt eind mei is. Wat een baggerweer. Ik had nu ook in mijn warme bed kunnen liggen. Maar nee hoor, ik sjok door de duinen van Vlieland. In het pikkedonker. Zijn ze soms vergeten om straatlantaarns op dit stomme eiland neer te zetten? Ik zie geen reet. Gelukkig heb ik een lichtje op mijn iPhone.

Het duinpaadje kronkelt omhoog. De hakken van mijn laarzen boren zich diep in het zand. Van die domme vogelkijkhut is nog geen spoor te bekennen. Ik lijk wel gek om hier om twee uur 's nachts te lopen. Waarom heb ik me om laten lullen? Het klonk zo mooi. We zouden helemaal alleen zijn. Het was maar een klein eindje fietsen. Blabla. Ik had niet moeten luisteren.

Opeens sta ik boven aan het duin. Het lijkt wel alsof iemand het licht heeft aangedaan. Als een lichtgevende zilveren sliert slingert de zee langs het eiland. Metershoge golven breken het water in stukken. Ergens verwacht ik dat het piratenschip van kapitein Jack Sparrow uit Pirates of the Caribbean nu zal opduiken. Maar helaas, zelfs Johnny Depp waagt zich niet buiten in dit pokken-weer.

Slide 48 - Tekstslide

Huiverend verstop ik mezelf in de kraag van mijn jas. Het duinpaadje splitst zich verderop in tweeën. Welke kant moet ik op? Ik zie nergens een bordje. Heb ik ergens een verkeerde afslag genomen? Nee, toch? In mijn hoofd loop ik alles na. Ik ben naar hotel Posthuys gefietst, precies zoals de routebeschrijving aangaf. Toen heb ik de wandelroute naar het Bomenland genomen. Ik moest gewoon het paadje volgen en dan zou ik de vogelkijkhut na tien minuutjes vanzelf zien. Nou, mooi niet. Kutzooi. Plotseling zie ik een houten bordje, verstopt tussen het helmgras. Ik schijn er met mijn iPhone op.

VOGELKIJKHUT DODEMANSBOL
250 METER

Slide 49 - Tekstslide

Godzijdank, ik ben niet verdwaald. Naar rechts dus.
Behoedzaam loop ik naar beneden, de duisternis van de duinen in. Het was daarstraks zo makkelijk om weg te glippen. Niemand had iets door. En denk maar niet dat ik ze ooit ga vertellen wat ik vannacht heb gedaan.

Opeens houdt het paadje op. Een paar seconden lang staar ik gedesoriënteerd voor me uit. Wat nu? Maar dan zie ik de donkere contouren van een schuurtje. Dat moet de vogelkijkhut zijn! Snel loop ik ernaartoe. Oh my god, meer dan een paar houten planken is het niet. Welke gek gaat hier nou hele dagen zitten om vogels te bekijken? Ik zou er nog niet dood in gevonden willen worden. Voorzichtig stap ik het hutje binnen. Het ruikt er muf en de stormachtige wind buldert door de open ramen.

'Hallo?' roep ik.
Geen antwoord. Ik ben alleen.

Slide 50 - Tekstslide

Ik kijk naar de lichtgevende wijzers van mijn horloge. Twaalf minuten over twee. En we hadden hier om twee uur afgesproken. Verdomme, zo moeilijk is het toch niet om op tijd te komen? Nog vijf minuten en ik ben weg. Opeens hoor ik iets, boven het gebulder van de wind uit. Een krakende plank en een kuchje.
'Hè, hè, eindelijk,’ mompel ik. 'Wat dacht je? Ik kom een kwartier te laat? Dat kun je echt niet maken.'
Geïrriteerd draai ik me om. Terwijl ik dat doe, wordt het ineens doodstil. Het lijkt alsof de wind is gaan liggen. Alsof het voortdurende geraas van de golven is verdwenen. Ik hoor alleen nog mijn eigen hartslag. En ik voel iets rond mijn nek. Warm en sterk. Twee handen.
'Laat me los,' zeg ik.
De handen blijven op hun plek.
'Kappen met deze onzin,' snauw ik. 'Ik kan hier niet om lachen.'
Heel langzaam sluiten de vingers zich verder om mijn nek, als een ketting die strak wordt getrokken.
'Nee,' hijg ik.
Ik voel hoe de greep om mijn nek verstevigt. Hoe het bloed in mijn oren bonst. Paniekerig zuig ik kleine stroompjes lucht in mijn longen.
'Los!' kraakt mijn stem.

Slide 51 - Tekstslide

(…)
Wanhopig probeer ik iets vast te pakken. Een plank van de vogelkijkhut. Het raamkozijn. Maar het is als water dat tussen mijn vingers door glipt. De wind krijgt vat op me, neemt me mee, hoger en hoger. Stukjes van me zweven weg in de storm, alsof ik een hoopje zand ben. Heel langzaam los ik op. Heel langzaam lost de wereld om me heen op. Het wordt donkerder. Stiller. Ik voel mezelf wegglijden. Dit is het dan, denk ik. Net voordat het zwart me opslokt, schiet er nog een laatste gedachte door mijn hoofd: Doodgaan op een schoolreisje naar Vlieland. Dommer kan echt niet.

Slide 52 - Tekstslide

Geef antwoord op deze vier vragen:

1. Waar speelt het verhaal zich af?
2. De hoofdpersoon heeft een afspraak. Waar vindt de ontmoeting plaats?
3. De afspraak vindt plaats onder nogal verdachte omstandigheden. Waaruit maak je dit op?
4. De hoofdpersoon is een scholier(e). Welke aanwijzing vind je hiervoor terug in de tekst?
timer
5:00

Slide 53 - Open vraag

Geef antwoord op deze vier vragen:

5. Met wie denk je dat ze heeft afgesproken?
6. Wat gebeurt er op het einde?
7. Zou jij ook naar deze afspraak zijn gegaan? Waarom wel/niet?
8. Je las zojuist het eerste hoofdstuk uit het boek Klem van Mel Wallis de Vries. Bovenaan dit hoofdstuk staat ‘Proloog’. Wat is een proloog?
timer
5:00

Slide 54 - Open vraag

Trailer
We gaan een stukje van de trailer bekijken van de film Klem. De vraag: wat klopt er niet aan de trailer van Klem, als je het vergelijkt met de tekst die we net gelezen hebben?

Slide 55 - Tekstslide

Slide 56 - Video

Wat klopte er niet aan de trailer?

Slide 57 - Open vraag

Wat vind je van dit verhaal? Leg ook uit waarom je dit vindt.

Slide 58 - Woordweb

Stel: je gaat een boek lezen. Zou dit boek dan voor jou een goede optie zijn?
A
Ja.
B
Nee.

Slide 59 - Quizvraag

23.07 uur
Lotte

De stormachtige wind blaast een gordijn aan regendruppels in mijn gezicht. Ik zie amper iets. Mijn schoenen zoeken hun weg over de gladde straatstenen.
Rustig lopen, niet vallen, dan maak je het nog erger dan het al is.
Heel even dacht ik dat Kiki in De Oude Stoep weer normaal tegen me deed, dat ik me alles op De Vliehorst had verbeeld. Maar toen ik bijna bij haar was, draaide ze zich vals lachend om. Mijn trui prikte in mijn nek. Ik kon gewoon voelen hoe lelijk ze hem vond. En hoe dom en nietszeggend ze mij vond.
Je had niet moeten gaan.
Tijdens het avondeten heb ik er de hele tijd over lopen piekeren. Kon het niet een vergissing zijn geweest van Kiki? Had ik een beetje overgevoelig gereageerd? Was het misschien één groot misverstand? Heel langzaam zakte de woede en kwam er hoop voor in de plaats. Daarom ben ik naar De Oude Stoep gegaan.
Nu weet je waar je aan toe bent.

Slide 60 - Tekstslide

Ja.
In de regen zie ik de gezichten van mijn oude klasgenoten voor me. Ze lachen en wijzen naar me. Ik hoor ze bijna zeggen: 'Kijk, daar loopt die trut die verhuisd is. Waarschijnlijk heeft ze op haar nieuwe school ook geen vrienden.'
Ik voel het weer. De jaren van schaamte. Van vernedering. Van totale overbodigheid. Het gevoel dat je leven maar beter afgelopen kan zijn.

De gezichten van mijn oude klasgenoten smelten samen tot het gezicht van Kiki. Ze wordt groter en groter, torent hoog boven me uit. Haar gezicht is in een boosaardige grijns vertrokken. Waarom heb ik niet eerder gezien hoe gemeen ze is?
Het bloed beukt tegen mijn slapen. Zuur in mijn maag. De spieren in mijn armen en benen staan strakgespannen. Het voelt alsof ik een ander lichaam heb gekregen. Een lichaam dat na al die jaren wraak wil.

In een flits besef ik wat ik moet doen. Ik schrik ervan. Maar ik weet dat ik geen andere keus heb. Vanavond doe ik het. Ik heb haar nog een laatste kans gegeven, maar die heeft ze verspeeld. Ergens in mijn oude lichaam komt medelijden omhoog. Maar mijn nieuwe brein duwt het resoluut weg: dit wordt haar verdiende loon.

Slide 61 - Tekstslide

00.26 uur
Nynke

Het geluid van stemmen in de gang doet me beseffen dat Kiki elk moment kan binnenkomen. Ik kruip nog dieper onder de dekens. Als eerste was ik terug op De Vliehorst. Mijn ogen waren nat en rood van het huilen. Godzijdank ben ik niemand tegengekomen. In onze slaapkamer heb ik de make-up van mijn gezicht geboend. Het water in de wasbak was zwart van alle vieze troep die Kiki erop had gesmeerd. Ik staarde naar mijn glimmende, schone gezicht in de spiegel. Ben ik echt zo nietszeggend?

Kiki is een verraadster. In gedachten laat ik het moment waarop Kiki met Milan zoende weer passeren. Hij liep recht op haar af en negeerde mij compleet. Ik had net zo goed niet kunnen bestaan. Milan begon met haar te dansen. En Kiki? Kiki deed ook net alsof ik niet bestond. Ze had alleen maar oog voor Milan. En toen... Toen... Ik druk mijn handpalmen tegen mijn oogkassen. De tong van Kiki die in Milans mond verdween.
Nee!

Slide 62 - Tekstslide

Het voelt alsof Kiki me in een ravijn heeft geduwd.
Ben ik al die jaren zo blind geweest, of is Kiki al die tijd zo'n goede toneelspeelster geweest? Ik vertrouwde haar volledig. Kiki was mijn beste vriendin.

Kiki is de vijand.

Ik lig in bed met het vreemde gevoel dat ik net zo goed dood had kunnen zijn.
De deur gaat open. Een lichtje floept aan. Ik knijp mijn ogen dicht.
'Nynke?' hoor ik Juno zachtjes vragen.
'Ze slaapt al,' hoor ik Kiki onverschillig zeggen.

Slide 63 - Tekstslide

Ik beteken echt niks voor haar.
De woede golft weer door mijn lichaam. Ik wil zo ontzettend graag dat Kiki ook pijn heeft, het liefst nog meer pijn dan ik nu heb.

Ik hoor gerommel bij de wasbak en stromend water, gevolgd door de zachte plofjes van kleren die op de grond vallen.
'Truste,’ hoor ik Kiki zeggen.
Juno mompelt iets onverstaanbaars terug.
Het licht gaat uit.

Na een paar minuten hoor ik dat Juno steeds rustiger gaat ademen. Ze slaapt. Kiki hoor ik helemaal niet ademhalen. Misschien is ze wel dood. Dat zou haar verdiende loon zijn.
En dan kraakt er een bed. Ik gluur tussen mijn wimpers door. Kiki is opgestaan en trekt bijna geluidloos haar kleren en jas aan. Ze kijkt een keer over haar schouder en glipt dan de gang op.
Wat gaat ze doen? denk ik. Wat gaat ze in hemelsnaam doen?

Slide 64 - Tekstslide

Vragen:
1. Wie zijn de hoofdpersonen in beide fragmenten?

2. Ze hebben een gemeenschappelijke vijand. Wie is dat?

3. Wat hebben beide hoofdpersonen (zie je antwoord op vraag 1) tegen degene die je bij vraag 2 noemde?

4. Beide verhaalfiguren (zie weer je antwoord op de eerste vraag) zijn verdacht. Leg uit.

Slide 65 - Tekstslide

Geef antwoord op deze vier vragen:

1. Wie zijn de hoofdpersonen in beide fragmenten?
2. Ze hebben een gemeenschappelijke vijand. Wie is dat?
3. Wat hebben beide hoofdpersonen (zie je antwoord op vraag 1) tegen op degene die je bij vraag 2 noemde?
4. Beide verhaalfiguren (zie weer je antwoord op de eerste vraag) zijn verdacht. Leg uit.
timer
6:00

Slide 66 - Open vraag

Wat zorgt in dit verhaal voor een spannende sfeer?

Slide 67 - Open vraag

Wat vind je van dit verhaal? Leg ook uit waarom je dit vindt.

Slide 68 - Woordweb

Stel: je gaat een boek lezen. Zou dit boek dan voor jou een goede optie zijn?
A
Ja.
B
Nee.

Slide 69 - Quizvraag

Lesdoelen

- Je kunt de spanning, ruimte en sfeer in een verhaal benoemen.
- Je weet het verschil tussen een thema en moraal
- Je kunt de diverse soorten tijd in een verhaal benoemen. 
- Je weet vanuit welk perspectief een verhaal word beschreven.
- Je kent twee manieren waarop een verhaal kan beginnen.
- Je kent twee manieren waarmee een verhaal kan eindigen.

Slide 70 - Tekstslide

Slide 71 - Video

Ruimte in een verhaal

- Een schrijver kan met een bepaalde plaats of plaatsen aangeven waar een verhaal zich afspeelt (stad, planeet, land).

- Ook kan hij ruimte beschrijven als kamers, gebouwen, huizen etc.

- De ruimte kan een bepaalde sfeer oproepen (bijv. spanning) of het verhaal verduidelijken.


Slide 72 - Tekstslide

Slide 73 - Video

Maken
Blok 4 Fictie: Toets. Je beantwoordt hier enkele vragen over jouw eigen boek. Dit is het huiswerk voor de volgende keer. Inleveren als word-document.

Slide 74 - Tekstslide