H12: scheidbare werkwoorden

H12: scheidbare werkwoorden
seperable verbs
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BasisschoolGroep 6

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

H12: scheidbare werkwoorden
seperable verbs

Slide 1 - Tekstslide

prefixes (voorvoegsels)
Er zijn scheidbare en niet-scheidbare prefixes. 
Waar ligt de nadruk van het woord?

Slide 2 - Tekstslide

Where is the stress?
opbellen (to call) 
uitgaan (to go out) 
invullen (to fill in) 
nadenken (to think) 
bestellen (to order)
ervaren (to experience)
geloven (to believe)

Slide 3 - Tekstslide

In een zin
opbellen (to call) - Ik bel hem op.
uitgaan (to go out) - Ik ga vanavond uit.
invullen (to fill in) - Ik vul de antwoorden in.
nadenken (to think) - Ik denk goed na.
bestellen (to order) - Ik bestel een koffie.
ervaren (to experience) - Ik ervaar veel stress.
geloven (to believe) - Ik geloof mijn ogen niet. 

Slide 4 - Tekstslide

In deze zinnen is er steeds maar één werkwoord. 

Als er maar één werkwoord is, dan wordt het scheidbare werkwoord gescheiden.

De prefix gaat (meestal) naar het einde van de zin. 
Ik bel hem op.
Ik ga vanavond uit.
Ik vul de antwoorden in.
 Ik denk goed na.
Ik bestel een koffie.
Ik ervaar veel stress.
Ik geloof mijn ogen niet. 


Slide 5 - Tekstslide

Meerdere werkwoorden
Bij meerdere werkwoorden:
Ik moet vanavond thuisblijven. 
Zij gaat de vragenlijst invullen. 
Je moet je kamer schoonmaken.
De man zal over het aanbod nadenken. 
Ik zal hem vanavond even opbellen. 

Slide 6 - Tekstslide

Prefixes die altijd niet-scheidbaar zijn:

be- bestellen
er- ervaren
ge- geloven
her- herhalen
ont- ontdekken
ver- vergeten
De prefix heedt geen echte betekenis. 'be' betekent niks, 'ver' ook niet.

Slide 7 - Tekstslide

Ze hebben wel een betekenis in het woord.

be --> to transitive verb (kijken naar --> bekijken), een more intensive meanign.
ver --> verandert de status of conditie (veranderen, verdikken, verplaatsen)
her --> iets opnieuw doen (herhalen, herdenken, herschrijven)
ont --> iets ongedaan undone (ontgroeien, ontharen, ontdekken)

Slide 8 - Tekstslide

voorbeelden
Erik kijkt naar een foto ⇒ Erik bekijkt een foto.
Erik looks at a photograph.
Sanne antwoordt op een email ⇒ Sanne beantwoordt een email. 
Sanne answers an email.
De klas spreekt over een thema ⇒ De klas bespreekt een thema. 
The class discusses a topic.
We klimmen op de berg ⇒ We beklimmen de berg.
We climb the mountain.

Slide 9 - Tekstslide

Antwoord:
Je moet je kamer opruimen.
Ja, ik ____________ nu mijn kamer ____.

Slide 10 - Open vraag

Je moet oma opbellen.
Oké, ___________________

Slide 11 - Open vraag

Je moet de pizza ophalen.
Goed, ______________________

Slide 12 - Open vraag

Je moet je jas aantrekken.
Oke, ____________________

Slide 13 - Open vraag

Je moet je huiswerk afmaken.
Nee, ____________________!

Slide 14 - Open vraag

Je moet vanavond thuisblijven.
Nee, ___________________!

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

As you can see in the table, sometimes a verb has two forms: separable and inseparable. They differ in meaning. Example:
Als we het voorkómen, komt het niet meer vóór. 
If we prevent it, it won’t happen again.

Slide 17 - Tekstslide

Prefix that are not always seperated.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide