In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Debatteren 4M Men. Kuipers
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het eind van de les weet je wat debatteren is, hoe je een stelling bedenkt en welke argumenten je kan gebruiken.
Slide 2 - Tekstslide
Waar denk je aan bij debatteren? (noem 3 woorden)
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Video
Debat?
de·bat (het; o; meervoud: debatten)
1
gedachtewisseling, bespreking van het voor en tegen
Slide 5 - Tekstslide
Debatteren?
- Bij een debat staan twee partijen tegenover elkaar.
- Beide partijen proberen de debatleider te overtuigen van hun standpunt. Dat doen ze met argumenten.
- Aan het eind beslist de debatleider wie de beste argumenten had, wie het best reageerde op de ander en wie het meest overtuigde. Dat is de winnaar het debat!
Slide 6 - Tekstslide
Wat is een stelling?
Slide 7 - Open vraag
Wat is een stelling?
- Een stelling bestaat uit één zin en is kort en krachtig.
- Een stelling is nooit een vraag.
- Een stelling bevat geen argumenten.
- De stelling moet gaan over iets waar zowel voor- als tegenstanders argumenten voor kunnen bedenken.
- Een stelling bekent (geen) kleur.
Slide 8 - Tekstslide
Stelling
Voorstanders Tegenstander Eens Oneens
Slide 9 - Tekstslide
Argumenten
Feiten -> zijn controleerbaar en dus waar of onwaar.
.
onderzoek of wetenschap -> In je argumentatie verwijs je naar resultaten van wetenschappelijk onderzoek.
normen en waarden -> Men beroept zich algemeen aanvaarde normen en waarden.
gezag of autoriteit -> Om zijn mening te ondersteunen haalt men een autoriteit / gezaghebbend persoon op een bepaald gebied aan.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Noem twee tops bij dit fragment?
Slide 12 - Open vraag
Opdracht mondeling SE4
- Stel een groepje van vier klasgenoten samen
- Kies als groepje twee stellingen uit waarover je wilt debatteren
- Tijdens het mondeling zit een docent Nederlands bij het debat. De docent beoordeelt iedere leerling