Klas 3 KBL/BBL/GTL - Hoofdstuk 1, Paragraaf 2

Paragraaf 2: Welvaart meten
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2: Welvaart meten

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer vinden jullie een persoon rijk?

Slide 2 - Open vraag

Lesdoelen
1. Je kunt kenmerken benoemen waarmee je welvaart kunt meten.

Je kunt beoordelen welke kenmerken belangrijk zijn om welvaart mee te meten.

Slide 3 - Tekstslide

Welvaart
 Met een 'economische' bril meten we de welvaart.
=
**Je meet dan de economische rijkdom van een gebied en zijn bewoners.** (hoeveel geld hebben ze, wat hebben ze allemaal).

Slide 4 - Tekstslide

Inkomen
We kunnen welvaart meten door de te kijken naar het *inkomen = het geld dat iemand verdiend met arbeid, onderneming of vermogen.*

*Het totale inkomen van een land noem je het bruto binnenlands product (bbp).*  Het is beter om te kijken naar bbp per hoofd.

Slide 5 - Tekstslide

Noem een land op dat best rijk is, maar veel inwoners zijn eigenlijk arm.

Slide 6 - Open vraag

Gebruiksgoederen
Om welvaart te meten kijken we ook naar *gebruiksgoederen. Deze zijn niet gelijk op als ze gebruikt worden, maar gaan jarenlang mee.*

Denk bijvoorbeeld aan de hoeveelheid telefoons per honderd inwoners.

Slide 7 - Tekstslide

Koopkracht
We kunnen ook kijken naar de *koopkracht. Dan kijken we hoeveel en wat je kan kopen met jouw geld.*

Als twee landen hetzelfde loon hebben, maar in land A is alles duurder dan in land B, dan is de welvaart in land A lager.

Slide 8 - Tekstslide

Noem voorbeelden van andere gebruiksgoederen

Slide 9 - Woordweb

Armoedegrens
Welvaart kunnen we ook meten, door te kijken naar wat mensen niet hebben. Bijvoorbeeld de percentage inwoners die minder verdient dan de *armoedegrens.

= Het inkomen dat iemand minimaal nodig heeft om te kunnen overleven.*

Slide 10 - Tekstslide