Klas 3 Spelling: Persoonlijk - bezittelijk voornaamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1-4

Maandag 20 juni

Goedemorgen!

Aanstaande vrijdag deadline boekverslag of -vlog

Donderdag 30 juni SO Grammatica blok 4

Woordbenoemen

ww (werkwoord)

lw (lidwoord)

znw (zelfstandig naamwoord)

bnw (bijvoeglijk naamwoord)

vz (voorzetsel)

Woordbenoemen

ww, lw, znw, bnw, lw, vz       Mijn hond zit op de mooie tafel.

ww:

lw:

znw:

bnw:

lw:

vz:

Woordbenoemen

ww, lw, znw, bnw, lw, vz       Mijn hond zit op de mooie tafel.

ww: zit

lw:

znw:

bnw:

lw:

vz:

Woordbenoemen

ww, lw, znw, bnw, lw, vz       Mijn hond zit op de mooie tafel.

ww: zit

lw: de

znw:

bnw:

lw:

vz:

Woordbenoemen

ww, lw, znw, bnw, lw, vz       Mijn hond zit op de mooie tafel.

ww: zit

lw: de

znw: hond, tafel

bnw:

lw:

vz:

Woordbenoemen

ww, lw, znw, bnw, lw, vz       Mijn hond zit op de mooie tafel.

ww: zit

lw: de

znw: hond, tafel

bnw: mooie

vz:

Woordbenoemen

ww, lw, znw, bnw, lw, vz       Mijn hond zit op de mooie tafel.

ww: zit

lw: de

znw: hond, tafel

bnw: mooie

vz: op

Voornaamwoorden

Woorden die verwijzen naar personen, dieren of zaken.

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

(Aanwijzend voornaamwoord)

Doel

Aan het einde van de lessen ken je de volgende woordsoorten:

- persoonlijk voornaamwoord

- bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

Maak met elk van de volgende woorden, ik, u en wij, aparte zinnen.

Persoonlijk voornaamwoord

Ik ga naar school.

U bent een strenge docent.

Wij vinden haar erg aardig.

Vormen de woorden een zinsdeel?

Persoonlijk voornaamwoord

Ik ga naar school.

U bent een strenge docent.

Wij vinden haar erg aardig.

Vormen de woorden een zinsdeel?

Hierin is het pers. vnw de onderwerpsvorm.

Persoonlijk voornaamwoord

Maak nu een zin met: mij, hem en ons.

Persoonlijk voornaamwoord

Jan geeft mij een compliment.

Je moet hem met rust laten!

De buurman heeft ons uitgenodigd.

Vormen de woorden een zinsdeel?

Persoonlijk voornaamwoord

Jan geeft mij een compliment.

Je moet hem met rust laten!

De buurman heeft ons uitgenodigd.

Vormen de woorden een zinsdeel?

lv of mv (voorwerpsvorm)

Lees de theorie in je boek! (blz. 172)

Huiswerk voor donderdag

Maken:

Blok 4 grammatica

opdracht 7, 8, 9

(online: 4.6 en 4.7)

Goedemorgen!

Vandaag: bezittelijk voornaamwoord

Morgen: deadline boekverslag of boekvlog

Volgende week donderdag: SO Grammatica

Bezittelijk voornaamwoord

Geven een bezit aan:

Mijn fiets is rood.

Zijn telefoon is kapot.

Bezittelijk voornaamwoord

LET OP:

Me fiets of Je telefoon is altijd fout!

Maar hoe weet je nou hoe het moet?

Kijk en luister goed naar het volgende filmpje!

Voorbeelden

• Wie wil vanavond met mij en mijn twee broertjes naar de film?
• Zij willen jou/jouw? sleutels, maar die zijn van jou/jouw en niet van hen.
  

Die telefoon van JOU is zo lelijk.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. voorzetsel

MIJN telefoon ligt nog aan de lader.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. werkwoord
4. zelfstandig naamwoord

Noem het bezittelijk voornaamwoord.
Wat vond je van mijn doelpunt, Menno?

1. je
2. mijn
3. doelpunt
4. Menno

Wat is het woordje 'haar' in onderstaande zin?
De jongen wees naar haar.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. zelfstandig naamwoord

Maken:

Blok 4 Grammatica

opdracht 11, 12, 13

(online: paragraaf 4.8 helemaal)