Les 12 - H3 Lezen: Argumentatie (1/2)

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Boek, schrift en pen op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel
- Telefoon in tas
timer
2:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Boek, schrift en pen op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel
- Telefoon in tas
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
- Lesdoel 
- Voorkennis activeren 
- Uitleg theorie 
- Opdracht maken
- Opdracht bespreken
- Afsluiting: lesdoelen behaald?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de lessenreeks (2 lessen) ken je de betekenis van de onderstaande begrippen: 
- Standpunt
- Argumentatie
- Feitelijke en waarderende argumenten
- Enkelvoudige argumentatie
- Nevenschikkende argumentatie
- Onderschikkende argumentatie 

Slide 3 - Tekstslide

YES-week 2
H3 Lezen: Argumentatie 1
H4 Lezen: Argumentatie 2
H3 Woordenschat: Metonymie
H4 Woordenschat: Pleonasme en tautologie 
H3 Grammatica
- Verwijzen 
- Wederkerend en wederkerig voornaamwoord 
H4 Grammatica
- Beknopte bijzin
- Tussenwerpsel
H3 Spelling
- Getallen
- Herhaling werkwoordsvormen
H4 Spelling
- Woorden korter schrijven
- Werkwoordsvormen

Slide 4 - Tekstslide

Standpunt en argumentatie

Slide 5 - Woordweb

Filmpje!

Slide 6 - Tekstslide

Standpunt en argumentatie
Standpunt = de mening van de schrijver
'Ik vind dat jongeren onder 16 jaar geen RedBull mogen drinken'
(Ik vind, Volgens ons, Zij denkt dat..., Ik ben van mening, Dus, Daarom)

Argumentatie = onderbouwen van standpunt met redenen 
'..., omdat het niet gezond is.'
(Omdat, namelijk, de reden hiervoor, want, dat blijkt uit, immers)

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het standpunt?
A
Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje.
B
Veel scholieren blijken verslaafd te zijn aan hun mobieltje.
C
Mobiele telefoons voor jongeren zouden verboden moeten worden.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de argumentatie?
A
Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje.
B
Veel scholieren blijken verslaafd te zijn aan hun mobieltje.
C
Mobiele telefoons voor jongeren zouden verboden moeten worden.

Slide 9 - Quizvraag

Soorten argumenten
1) Feitelijke argumenten 
2) Waarderende argumenten

Welke is objectief en welke is subjectief?

Slide 10 - Tekstslide

Soorten argumenten
Standpunt: Scholen moeten niet om 08:00 starten
Soort argument
Betekenis
Voorbeeld
Feitelijke argument

Objectief

Kun je controleren 
(het is waar of niet waar)
'Leerlingen zijn meer betrokken als ze uitgerust zijn'
Waarderend argument

Subjectief
Kun je niet controleren (iemands mening)
'Het is te vroeg'

Slide 11 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend argument?
Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 12 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend argument?
De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen; daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 13 - Quizvraag

Argumenten
1) Enkelvoudige argumentatie 

2) Nevenschikkende argumentatie

3) Onderschikkende argumentatie

Slide 14 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie

Slide 15 - Tekstslide

Argumenten
1) Enkelvoudige argumentatie 
= Een standpunt wordt onderbouwd door middel van 1 argument

Standpunt + 1 argument 

Slide 16 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie

Slide 17 - Tekstslide

Argumenten
2) Nevenschikkende argumentatie
= Standpunt wordt onderbouwd door middel van meerdere argumenten 

Standpunt + meerdere argumenten

Slide 18 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie 

Slide 19 - Tekstslide

Argumenten
3) Onderschikkende argumentatie
= Een standpunt wordt onderbouwd door middel van een argument (of meerdere argumenten) die weer ondersteund worden door een ander argument (of meerdere argumenten)

Standpunt + 1 of meerdere argumenten die weer ondersteund worden door een ander argument(en)

Slide 20 - Tekstslide


A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie

Slide 21 - Quizvraag

Enkelvoudige, onderschikkende of nevenschikkende argumentatie?
Iedereen zou direct moeten stoppen met roken. Roken kost veel geld. Het is belangrijk aan het einde van de maand geld over te houden om te sparen.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend

Slide 22 - Quizvraag

Enkelvoudige, onderschikkende of nevenschikkende argumentatie?
Dat was geen leuk festival. De hoofdact kwam niet opdagen. De bandleden hadden hun vliegtuig gemist.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend afhankelijk
C
onderschikkend
D
nevenschikkend onafhankelijk

Slide 23 - Quizvraag

Enkelvoudige, onderschikkende of nevenschikkende argumentatie?
Zij is de juiste persoon voor die baan, want zij heeft ruime ervaring in de branche en zij voldoet aan alle opleidingseisen.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend

Slide 24 - Quizvraag

Zelfstandig werken / verlengde instructie
Wat
Hoofdstuk 3 lezen
Blz. 75-76: Opdracht 1, 2 en 3
Hoe
Boek en schrift
Hulp
Zelfstandig of uitleg (bij mij)
Tijd
25 minuten
Klaar?
Goed! Iets voor jezelf doen. 
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Afsluiting
Aan het einde van de lessenreeks (2 lessen) ken je de betekenis van de onderstaande begrippen: 
- Standpunt
- Argumentatie
- Feitelijke en waarderende argumenten
- Enkelvoudige argumentatie
- Nevenschikkende argumentatie
- Onderschikkende argumentatie 

Slide 26 - Tekstslide