2023-02-22 Richtlijn Consultvoering + azs en zijn gnm

KNMP Richtlijn consultvoering
juni 2021
AZS met gnm
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

KNMP Richtlijn consultvoering
juni 2021
AZS met gnm

Slide 1 - Tekstslide

We gaan ons deze les voorbereiden op de toets van komende vrijdag
Regels voor succes:

-  Je bent op tijd in de les.
- Je zorgt dat je de benodigde lesmaterialen bij je hebt           laptop mee
- Je hebt de (huiswerk)opdracht gemaakt, zodat je vragen kunt stellen over dingen die je niet begrepen hebt !
- Je telefoon staat op stil en zit in je tas
- Je tas staat op de grond. 
- Je hebt geen oortjes/koptelefoons.
- Je hebt luistert tijdens de uitleg.
- Je maakt aantekeningen.




 

anders pas ik even op je telefoon 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma & Lesdoelen  

  • Vragen van jullie
  • Uitleg vervolguitgifte
  • Terugkijken op het autonome zenuwstelsel + gnm
  • Opdracht 
  • Evalueren van de les

 

Lesdoelen:
- Je weet wat de richtlijn consultvoering inhoudt.
- Je weet op welke manier de richtlijn consultvoering toegepast dient te worden in de apotheek
- Je kent de kenmerken van de sympaticus en parasympaticus
- Je kent de neurotransmitters en receptoren van de sympaticus en parasympaticus
- Je op welke manier gnm de sympaticus en parasympaticus kunnen beinvloeden

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rondvraag
Vragen ?

Slide 4 - Tekstslide

Heb jij al de parafen 8,4 t/m 8,6 gelezen?
Welke vragen heb jij hier nog over?
Wat wil jij nog weten over EU/TU/VU
Waar kun je deze richtlijn vinden?

Slide 5 - Tekstslide

Op de site van de KNMP , niet de kennisbank, tabblad Richtlijnen.

Slide 6 - Link

Link naar richtlijn Consultvoering

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1
2
3

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Link

Link naar samenvattingskaart richtlijn Consultvoering
Welke nieuwe FTP's kunnen zich er voordoen bij een VU?

Slide 10 - Open vraag

Patiënt is te laat terug, geen aansluitend gebruik. Niet therapietrouw
Patiënt is te vroeg terug, meer gebruik dan de dosering op etiket/AIS. Vraag het gebruik na. 
Nieuwe labwaarden, waardoor de dosering bijgesteld dient te worden.
Ongeschikte toedieningsvorm, patiënt kan niet goed omgaan met de toedieningsvorm bijv. inhalator.
Inhaleren moet je leren. 

Slide 11 - Tekstslide

Farmacotherapiegerelateerde problemen
Wat dien nog meer te doen bij een EU, naast het verstrekken van informatie over het gnm?


Slide 12 - Open vraag


- Werking van het gnm (kort of langdurig gebruik)
- Bijwerkingen
- Gebruik/dosering
- Bijzonderheden (reactievermogen/kuur - afmaken etc)   
BNG= begeleidingsgesprek nieuw geneesmiddel 
  • Werking van het geneesmiddel
  • Bijwerkingen, eventueel IA of CI
  • Gebruik
  • Bijzonderheden
  • Nagaan of de gegeven informatie begrepen is
  • Nagaan of er nog vragen zijn, altijd terecht kunnen
  • Extra schriftelijke informatie
  • Vastleggen EU gesprek
  • Vastleggen eventuele afspraken

Slide 13 - Tekstslide

Een hele lijst met informatie, dus is het belangrijk om eerst te vragen wat de patiënt al weet over het gnm. 
Motiveer ook waarom het belangrijk is dat de patiënt de tijd neemt om deze informatie aan te horen→veiligheid, beste resultaat gnm, therapietrouw, verwachtingen afstemmen.  
"Ik ga u u informatie geven zodat u het gnm veilig kunt gebruiken/op de juiste manier kunt gebruiken". 
Aanvullende informatie bij etiketteksten
‘Verkeersdeelname’: sommige geneesmiddelen hebben hetzelfde effect als een paar glazen alcohol.  Extra informatie die behulpzaam kan zijn bij het geven van goede voorlichting is te vinden op de site www.​rijveiligmetmedi​cijnen.​nl.
‘Kan het reactievermogen beïnvloeden’ (gele sticker): het geneesmiddel kan het reactie- en concentratievermogen negatief beïnvloeden.
‘Kuur afmaken’: dit advies moet ook mondeling worden gegeven. Bij eerder stoppen bestaat de kans dat de infectie in verhevigde mate terugkomt. Daarnaast kan er resistentie optreden.
‘Heel doorslikken, niet kauwen’ :  gnm kunnen een groot deel van hun werking verliezen wanneer ze fijngemaakt/gekauwd worden.
‘Omschudden voor gebruik’: nodig om een gelijkmatige verdeling van het geneesmiddel te verkrijgen. 
‘Rechtop zittend of staand innemen met veel water’ : het geneesmiddel kan anders blijven steken in de slokdarm en daar een beschadiging veroorzaken.
Aanvullende informatie bij etiketteksten
  • ‘Verkeersdeelname’: sommige geneesmiddelen hebben hetzelfde effect als een paar glazen alcohol. Extra informatie die behulpzaam kan zijn bij het geven van goede voorlichting is te vinden op de site www.​rijveiligmetmedi​cijnen.​nl.
  • Kan het reactievermogen beïnvloeden’ (gele sticker): het geneesmiddel kan het reactie- en concentratievermogen negatief beïnvloeden.
  • ‘Kuur afmaken’: dit advies moet ook mondeling worden gegeven. Bij eerder stoppen bestaat de kans dat de infectie in verhevigde mate terugkomt. Daarnaast kan er resistentie optreden.
  • ‘Heel doorslikken, niet kauwen’ : gnm kunnen een groot deel van hun werking verliezen wanneer ze fijngemaakt/gekauwd worden.
  • ‘Omschudden voor gebruik’: nodig om een gelijkmatige verdeling van het geneesmiddel te verkrijgen.
  • ‘Rechtop zittend of staand innemen met veel water’ : het geneesmiddel kan anders blijven steken in de slokdarm en daar een beschadiging veroorzaken.

Slide 14 - Tekstslide

- Als voor het geneesmiddel geldt dat het vergelijkbaar is met meer dan 0,5 promille (voor de beginnende bestuurder 0,2 promille) alcohol in het bloed, moet autorijden ontraden worden; soms tot een bepaald aantal uren na inname, soms gedurende de eerste veertien dagen van gebruik.
- Autorijden of het hanteren van ingewikkelde of gevaarlijke apparatuur is dan af te raden. In combinatie met alcohol wordt dit effect versterkt. 
- ‘Kuur afmaken’: dit advies moet niet alleen via het etiket en een sticker, maar ook mondeling worden gegeven. Bij eerder stoppen bestaat de kans dat de infectie in verhevigde mate terugkomt. Daarnaast kan er resistentie optreden.
- Er zijn nogal wat mensen die moeite hebben met het doorslikken van medicijnen. Deze mensen maken capsules open of stampen tabletten fijn.
Bijv. maagsapresistente preparaten, preparaten met gereguleerde afgifte of middelen met een zeer vieze smaak.
- Gelijkmatig verdelen in een drank (bijv antibioticumdrankje =vaak een suspensie) of een spuitbusje (aerosol), maar ook een injectie  bijv. bepaalde insulinepennen.
Maak de opdracht VU

Slide 15 - Tekstslide

Even kijken hoe we qua tijd zitten,
anders volgende les bespreken.

Slide 16 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Welke deel van het autonome zenuwstelsel is actief bij angst ?
Parasympaticus
Sympaticus

Slide 17 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welke lichamelijke symptomen zie je bij angst ?

Slide 18 - Open vraag

Pupil vergroot
verhoogde hartslag
versnelde ademhaling  
omhoog
omlaag
nauwer
wijder

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de neurotransmitter van de sympaticus ?

Slide 20 - Open vraag

Neurotransmitter is??
Neurotransmitters & Receptoren
Ieder systeem heeft zijn eigen neurotransmitter.
Parasympaticus
  • Neurotransmitter: Acetylcholine
                      Cholinerge receptoren
Sympaticus
  • Neurotransmitter: Norepinefrine (=Noradrenaline)
                      Adrenerge receptoren ↠ 𝜶 en 𝛃



Slide 21 - Tekstslide

Alpha kan onderverdeeld worden in 𝜶1 en 𝜶2
Bèta kan onderverdeeld worden in 𝛃1, 𝛃2 en 𝛃3
De bijnieren produceren adrenaline, dit heeft gelijke werking als noradrenaline, bindt zich dus aan adrenerge receptoren en activeert sympaticus. Dopamine wordt in de hersenen aangemaakt bij
 angst. Juiste combi nodig voor overdracht.
𝜶1 en 𝜶2 → met name op de bloedvaten, zorgt voor vasoconstrictie=vaatvernauwing ( 𝜶1→ perifere arteriën) (𝜶2→vaten rondom de darmen)
𝛃1→ met name op het hart, zorgt voor contractie van het hart
𝛃2→ met name op de bronchiën, zorgt voor luchtwegverwijding (perifere vaatverwijding)
(𝛃3→ afbraak lipiden)


Sympaticus

Neurotransmitter Norepinefrine (=Noradrenaline)
Adrenerge receptoren ↠
alpha zit vooral op 
beta1
beta2


Selectieve Sympaticus
Adrenerge receptor
Alfa → bloedvaten
Adrenerge receptor
Beta-1 → hart
Adrenerge receptor
Beta-2 → bronchiën

Slide 22 - Tekstslide

Met deze kennis kun je de werrking en bijwerking van gnm verklaren.
Sympaticus

Neurotransmitter Norepinefrine (=Noradrenaline)
Adrenerge receptoren ↠
alpha zit vooral op 
beta1
beta2


Directe of indirecte werking parasympaticus
Met parasympaticomimetica die de werking van de neurotransmitter nabootsen → directe werking

Met parasympaticomimetica die zich niet binden aan de cholinerge receptor, maar zij remmen de afbraak van de neurotransmitter acetylcholine  → indirecte werking

Er blijft dus meer en langer neurotransmitter rond de receptor aanwezig.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stimuleren of afremmen?
  • Agonist sleutel op de receptor → mimeticum 
                             werkt stimulerend

  • Antagonist blokkeert de receptor → lyticum
                            remt de werking, heeft een tegengesteld effect.

Sympaticomimetica en sympaticolytica kunnen selectief en niet selectief werken.

Parasympaticomimetica kunnen een directe werking hebben en indirecte werking.
Indirecte werking→ het remmen van de afbraak van de neurotransmitter acetylcholine.





Slide 24 - Tekstslide

Beide systemen kunnen door gnm worden geactiveerd of worden afgeremd. De invloed op een orgaan is niet hetzelfde, daarom wordt het gebruik van een mimetica of lytica afgestemd op het gewenste resultaat. Het hangt van de hoeveelheid specifieke receptoren op een orgaan af hoe groot de invloed van het gnm is.
Bloedvaten, hart en longen staan vooral onder invloed van de sympaticus, hebben dus meer adrenerge receptoren dan cholinerge receptoren→ dus grotere invloed van sympaticomimetica en sympaticolytica.
Maagdarmstelsel en urogenitale stelsel staan vooral onder invloed van de parasympaticus, hebben dus meer cholinerge receptoren dan adrenerge receptoren→ dus grotere invloed van parasympaticomimetica en parasympaticolytica.

Als je niet wilt dat de bronchiën zich vernauwen,
welk systeem wil je dan beïnvloeden ?

Slide 25 - Open vraag

Sympaticus verwijdt de bronchiën, dus een mimetica. 
Parasympaticus vernauwt de bronchïen, dus lytica om dit tegen te gaan.
Kijk in het Informatorium bij de hoofdgroepen. 
Nakijken van de opdracht 
Afkortingen en recepteisen

Pak je antwoorden erbij. 
Zelf aan de slag met een opdracht
 "AZS gnm vragen"
timer
20:00
Durf je vragen te stellen

Slide 26 - Tekstslide

De opdracht wordt bij Marga vrijdag besproken.
Wat neem jij mee uit deze les?

Slide 27 - Open vraag

Denk even terug aan wat er allemaal besproken is, welk beeld/gesprek/antwoord is voor jou het meest sprekend geweest?