21-12-07 Bloedstolling + Keuzedeel overbruggen interculturele diversiteit +

Bloedstolling 
Keuzedeel "overbruggen interculturele diversiteit"
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 210 min

Onderdelen in deze les

Bloedstolling 
Keuzedeel "overbruggen interculturele diversiteit"

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma van deze les
- Vragen van jullie

- Teugkijken op vorige week        

- Uitleg Bloedstolling

- Uitleg keuzedeel: Internationaal, overbruggen interculturele diversiteit.




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen van vandaag:

-  Je weet op welke wijze bloedstolling tot stand komt.
- Je kent de gnm die de bloedstolling kunnen beïnvloeden.
- Je kent het ziektebeeld trombose.
- Je weet wat er van je verwacht wordt omtrent het keuzedeel ‘overbruggen interculturele diversiteit’.






 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diastolische druk 
Systolische druk

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke hartaandoeningen hebben we vorige week besproken?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Decompensatio cordis

Slide 7 - Tekstslide

Mogelijke oorzaken:
Veroudering→ hypertensie versnelt dit proces.
Schade aan de hartspier→ bijv. na een hartinfarct
Niet goed werken hartklep
Andere ziektes→ diabetes mellitus, astma/COPD, anemie
Doel van de behandeling:
pompkracht verbeteren en bloeddruk omlaag
1e keus: ACE remmers
Volgende stap: diuretica
Verder: Bètablokkers, digoxine

NYHA-classificatie hartfalen

Klasse I - Geen symptomen of beperking bij normale lichamelijke inspanning. Dus geen vermoeidheid, kortademigheid of pijn op de borst bij inspanning.
Klasse II - Milde symptomen en enige beperking bij normale lichamelijke inspanning. Geringe kortademigheid, vermoeidheid of pijn op de borst bij inspanning.
Klasse III - Belangrijke beperking in de dagelijkse activiteit door symptomen die zich al voordoen bij beperkte inspanning, zoals vermoeidheid en kortademigheid bij lopen van 20-100 meter. Alleen rust geeft comfort en in rust geen klachten.
Klasse IV - Ernstige beperking in activiteit door symptomen die al in rust ontstaan. Bij zeer geringe inspanning nemen de klachten in ernst toe.







Slide 8 - Tekstslide

Een voorbeeld: een patiënt die in rust zeer kortademig is en zich nauwelijks zelf in bed kan wassen in verband met de kortademigheid heeft dus volgens de NYHA-classificatie hartfalen klasse IV. Dit wordt genoteerd in het medisch dossier.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

In de longen wordt angiotensine I door het stofje ace omgezet in angiontensine II.
Angio II heeft 3 functies. Waaronder uitscheiding van aldosteron waardoor NA wordt terug gehaald. 

Slide 11 - Tekstslide

Bij hoge bloeddruk extra druk op het hart, waardoor receptoren worden uitgerekt en ANP wordt afgegeven. 
ANP = Atriaal natriuretisch peptide = hormoon

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

De nieren geven Renine af.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

RAAS- remmers

  • Angiotensine Converterend Enzym (ACE)-remmers: benazepril, captopril, enalapril, fosinopril, lisinopril, perindopril, quinapril, ramipril, trandolapril en zofenopril;
  • Angiotensine-II-antagonisten, ook wel angiotensine-II-receptorblokkers (ARB's) of AT-II-antagonisten genoemd: candesartan, eprosartan, irbesartan, losartan, olmesartan, telmisartan en valsartan;
  • Overige RAAS-remmers: de renineremmer aliskiren en de neprilysineremmer sacubitril.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Neurotransmitters & Receptoren
Ieder systeem heeft zijn eigen neurotransmitter.
Parasympaticus
  • Neurotransmitter: Acetylcholine
                      Cholinerge receptoren
Sympaticus
  • Neurotransmitter: Norepinefrine (=Noradrenaline)
                      Adrenerge receptoren ↠ 𝜶 en 𝛃



Slide 17 - Tekstslide

Alpha kan onderverdeeld worden in 𝜶1 en 𝜶2
Bèta kan onderverdeeld worden in 𝛃1, 𝛃2 en 𝛃3
De bijnieren produceren adrenaline, dit heeft gelijke werking als noradrenaline, bindt zich dus aan adrenerge receptoren en activeert sympaticus. Dopamine wordt in de hersenen aangemaakt bij
 angst. Juiste combi nodig voor overdracht.
𝜶1 en 𝜶2 → met name op de bloedvaten, zorgt voor vasoconstrictie=vaatvernauwing ( 𝜶1→ perifere arteriën) (𝜶2→vaten rondom de darmen)
𝛃1→ met name op het hart, zorgt voor contractie van het hart
𝛃2→ met name op de bronchiën, zorgt voor luchtwegverwijding (perifere vaatverwijding)
(𝛃3→ afbraak lipiden)


Stimuleren of afremmen?
  • Agonist sleutel op de receptor → mimeticum 
                             werkt stimulerend

  • Antagonist blokkeert de receptor → lyticum
                            remt de werking, heeft een tegengesteld effect.

Sympaticomimetica en sympaticolytica kunnen selectief en niet selectief werken.

Parasympaticomimetica kunnen een directe werking hebben en indirecte werking.
Indirecte werking→ het remmen van de afbraak van de neurotransmitter acetylcholine.





Slide 18 - Tekstslide

Beide systemen kunnen door gnm worden geactiveerd of worden afgeremd. De invloed op een orgaan is niet hetzelfde, daarom wordt het gebruik van een mimetica of lytica afgestemd op het gewenste resultaat. Het hangt van de hoeveelheid specifieke receptoren op een orgaan af hoe groot de invloed van het gnm is.
Bloedvaten, hart en longen staan vooral onder invloed van de sympaticus, hebben dus meer adrenerge receptoren dan cholinerge receptoren→ dus grotere invloed van sympaticomimetica en sympaticolytica.
Maagdarmstelsel en urogenitale stelsel staan vooral onder invloed van de parasympaticus, hebben dus meer cholinerge receptoren dan adrenerge receptoren→ dus grotere invloed van parasympaticomimetica en parasympaticolytica.

Een bètablokker is dus een ....
A
Sympathicomimetica
B
Sympathicolytica
C
Parasympathico-mimentica
D
Parasympathico-lytica

Slide 19 - Quizvraag

Tot de β-blokkers behoren middelen met een sympathicolytische werking op β1- en/of β2-receptoren, ook wel betablokkers of β-adrenoreceptorantagonisten of β-sympathicolytica genoemd.
Selectieve β1-blokkers, ook wel cardioselectieve β-blokkers genoemd, hebben een grotere affiniteit voor β1- dan voor β2-receptoren. Hierdoor treden minder pulmonale en metabole bijwerkingen op. Bij hogere doses kan de selectiviteit verloren gaan.
Selectieve β1-blokkers zijn acebutolol, atenolol, bisoprolol, celiprolol, esmolol, landiolol, metoprolol en nebivolol.
Niet-selectieve β-blokkers zijn carvedilol, labetalol, pindolol, propranolol en sotalol.
Carvedilol en labetalol hebben ook α1-blokkerende eigenschappen.
Angina pectoris

Slide 20 - Tekstslide

Angina pectoris =hartkramp, waarschuwing dat het hart tekort aan zuurstof krijgt.
Bij een hartinfarct=hartaanval raakt bloedvat van het hart plotseling geheel afgesloten.
Symptomen doen zich voor:
bij inspanning, bij kou, na vet eten, bij emoties.
Behandeling:
-Nitraten → ontspannen gladde spieren van bloedvaten
- Bèta-blokkers → zuurstofbehoefte van het hart is lager door lagere frequentie en bloeddruk
-Calciumantagonisten → trager en minder krachtige samentrekking 
Werkingsvoorkeurplek: - hart: diltiazem, verapamil. - vaten: nifedipine, amlodipine, lercanidipine

Trombose
Stolsel in bloedvat → gedeeltelijke of gehele afsluiting van het bloedvat

Oorzaken:
- verandering bloedvatwand (bv atherosclerose)
- lage stroomsnelheid bloed (bv atriumfibrilleren)
- veranderde samenstelling bloed (bv zwangerschap)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arteriële vs veneuze trombose
  • Arterieel: in kransslagaders, hersenen, slagaders
Risicofactoren: hoog cholesterol, hoge bloeddruk, diabetes mellitus,  overgewicht
                 Behandel je met trombocytenaggregatieremmers

  • Veneus: in de venen van mn benen, maar ook atrium=boezems
Risicofactoren: bedlegerigheid, stilstaan van bloed, ouderdom, zwangerschap, de pil
                  Behandel je met anticoagulantia
Bij welke hartaandoening(en) komt stilstaand bloed voor?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartinfarct
Bloedtoevoer naar hart plotseling (grotendeel) afgesloten (=ischaemie).
Hartspier geen/onvoldoende zuurstof → sterft af 

Slide 23 - Tekstslide

Als een embolie een slagader van de hersenen afsluit, kan dit een herseninfarct veroorzaken. De gevolgen zijn afhankelijk van de grootte van het stolsel en de plaats waar dit vastloopt. De verschijnselen zijn bewusteloosheid, lichte tot ernstige spraakstoornissen of verlammingen. Als iemand binnen 24 uur herstelt, noemen we het een TIA. Bij blijvende gevolgen spreken we van een CVA.
TIA= Transient ischaemic attack, kortdurend herseninfarct → binnen 24 uur uitval weg
CVA= Cerebrovasculair accident = herseninfarct, tijdverlies is hersenverlies.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke signalen kun je een hartinfarct herkennen?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Signalen hartinfarct

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herseninfarct
CVA= Cerebrovasculair accident = herseninfarct
TIA= Transient Ischaemic Attack



kortdurend herseninfarct → binnen 24 uur uitval weg

Slide 27 - Tekstslide

Als een embolie een slagader van de hersenen afsluit, kan dit een herseninfarct veroorzaken. De gevolgen zijn afhankelijk van de grootte van het stolsel en de plaats waar dit vastloopt. De verschijnselen zijn bewusteloosheid, lichte tot ernstige spraakstoornissen of verlammingen. Als iemand binnen 24 uur herstelt, noemen we het een TIA. Bij blijvende gevolgen spreken we van een CVA.
TIA= Transient ischaemic attack, kortdurend herseninfarct → binnen 24 uur uitval weg
CVA= Cerebrovasculair accident = herseninfarct, tijdverlies is hersenverlies.
Antitrombotica
  • Trombocytenaggregatieremmer → remmen de eerste stap van de stolling, ookwel plaatjesremmer genoemd. Bijv. acetylsalicylzuur, carbasalaatcalcium en excl. salicylaten: clopidogrel, ticagrelor, dipyridamol
  • Anticoagulantia → hechten zich in de lever waar ook vitamine K zich hecht.
- Heparine derivaten → directe werking (subcutaan) bijv. dalteparine, nadroparine, tinzaparine
- Coumarine derivaten → indirecte werking bijv. Acenocoumarol (kort), Fenprocoumon (lang).
- Directe anticoagulantia (DOAC/NOAC) → Bijv. dabigatran blokkeert de werking van trombine. Rivaroxaban, apixaban voorkomen dat protrombine wordt omgezet. Zeer patiëntvriendelijk, geen controle nodig. Nog geen antidotum
  • Trombolytica → parenteraal in ziekenhuis, activeren het lichaam om bloedstelsel op te lossen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werking acetylsalicylzuur
Remt COX waardoor er minder tromboxaan wordt aangemaakt 
dus minder plakkerig.


Tot stand komen van trombocytenaggregatie

Slide 29 - Tekstslide

tromboxaan en ADP binden aan receptoren hierdoor wordt een andere aanhechtingsplaats waar fibrinogeen aan kan binden geactiveerd.
Het fibrinogeen bindt aan de geactiveerde receptor
en verbindt de bloedplaatjes met elkaar (=aggregatie).
Bijwerkingen: maagklachten oa  maagzweer
Werking clopidogrel, prasugrel  
Blokkeren de ADP receptor

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anticoagulantia
  • Heparine derivaten → directe werking
  • Coumarine derivaten → indirecte werking
  • Directe orale anticoagulantia 

* Heparinederivaten → subcutaan, beter te controleren en snellere werking. Met name gebruikt na operaties. Bijv. dalteparine, nadroparine, tinzaparine. 
* Coumarinederivaten →  vit. K-antagonisten. Dosering afhankelijk van vele factoren → trombosedienst. Bijv. acenocoumarol (kortwerkend), fenprocoumon (langwerkend).
* Directe orale anticoagulantia
Bijv.  apixaban, edoxaban en rivaroxaban remmen de geactiveerde stollingsfactor Xa. Dabigatran is een directe trombineremmer.

 

Slide 31 - Tekstslide

- Laagmoleculair heparine remt de activiteit van factor Xa 
- Hoogmoleculair heparine remt de activiteit van factor IIa.
 INR waarde = International Normalized Ratio. Het geeft aan hoe snel het bloed stolt. Van nature is de INR waarde 1; een INR waarde van 3 betekent dat het bloed 3 keer zo langzaam stolt. In plaats van in 15 seconden stolt het bloed pas na 45 seconden.
Stollingscascade
Coagulantia
De protrombine waarmee het proces begint, wordt gevormd in de lever. Vitamine K is essentieel voor de aanmaak.

Slide 32 - Tekstslide

Stollingscascade= ontstaan van fibine.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is de het zo iets duidelijker?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraag heb jij altijd willen stellen aan iemand met een andere nationaliteit?

Slide 35 - Open vraag

Dit is je kans om die vraag te stellen. 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je voldoende inspiratie opgedaan voor het keuzedeel?
Ja
Bijna, twijfel nog
Nee nog niet.

Slide 41 - Poll

Deze slide heeft geen instructies