In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Dichtheid
Slide 1 - Tekstslide
Wat is dichtheid?
De dichtheid, of soortelijke massa van een stof is in de natuur- en scheikunde de massa (in gram) van 1 cm3 van een stof.
Dit betekend dat ieder voorwerp met een volume van 1 cm3 van
dezelfde stof altijd de zelfde massa heeft.
Slide 2 - Tekstslide
Als je lichte en zware materialen met elkaar gaat vergelijken gelden de volgende regels:
Bij een gelijk volume weegt een licht materiaal minder dan een zwaar materiaal.
Bij gelijke massa heeft een licht materiaal meer volume dan een zwaar materiaal.
Denk bij beide bovenstaande maar aan lood en veren!
Slide 3 - Tekstslide
Er zijn twee grootheden nodig voor het berekenen van de dichtheid. Weet je welke dat zijn?
A
lengte en breedte
B
massa en volume
C
massa en gewicht
D
massa en lengte
Slide 4 - Quizvraag
Hoe bepaal je de massa?
De massa bepaal je met behulp van een weegschaal of een balans.
De massa wordt gemeten in gram of in kilogram.
Weet je nog hoe je die moet omrekenen?
Slide 5 - Tekstslide
1492,56 g =
A
149,256 kg
B
1,49256 kg
C
142,56 kg
D
0,149256 kg
Slide 6 - Quizvraag
Gaan we nu kijken naar het volume. Wat is een ander woord voor volume?
A
oppervlakte
B
maat
C
inhoud
D
grootte
Slide 7 - Quizvraag
Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 1: meten
Voor deze manier heb je een meetlat nodig. Meten kan alleen als het een rechthoekig voorwerp is.
Je meet dan de lengte van het voorwerp, de breedte en de hoogte.
De formule die je voor het berekenen van het volume moet gebruiken ken je uit de wiskunde.
Slide 8 - Tekstslide
De formule voor het berekenen van het volume van een voorwerp is:
A
V = l x b x m
B
V = b x h x s
C
V = l x h x d
D
V = l x b x h
Slide 9 - Quizvraag
Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 2: de onderdompelmethode
Deze manier van meten gebruik je bij het bepalen van het volume van
een voorwerp met onregelmatige vormen, bijvoorbeeld een kiezelsteen.
Je hebt een maatcilinder met een bepaalde hoeveelheid water. Deze hoeveelheid lees je precies af. Vervolgens laat je voorzichtig het voorwerp in het water glijden.
Het niveau van het water stijgt hierdoor. het verschil in waterstand is
precies gelijk aan het volume van het voorwerp
Slide 10 - Tekstslide
Volume
Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode
Slide 11 - Tekstslide
Volume omrekenen
Aan het begin van het jaar het je geleerd hoe je inhoudsmaten moet omrekenen.
Weet je het nog?
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
En deze dan??
Slide 14 - Tekstslide
Even oefenen: 16,8 l =
A
1,68 dm
B
16,8 dm3
C
16,8 cm3
D
16,8 dm2
Slide 15 - Quizvraag
14,5 l =
A
14,5 cm3
B
145 dm3
C
14500 cm3
D
1450 cm3
Slide 16 - Quizvraag
Even een filmpje over grote en kleine dichtheid,
klik maar door.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Dichtheid berekenen
Je weet nu dat je de massa van een voorwerp en het volume ervan moet weten om de dichtheid te kunnen uitrekenen.
de formule die we hier voor gebruiken is:
Dichtheid = massa of in symbolen 𝜌 = m
volume V
Dichtheid =
massa
of in symbolen
𝜌 =
m
volume
V
Dichtheid =
massa
of in symbolen
𝜌 =
m
volume
V
Dichtheid =
massa
of in symbolen
𝜌 =
m
v
olume
V
𝜌 =
m
V
Slide 19 - Tekstslide
Opgaven maken
Maak nu de volgende opgaven uit je boek van hst 5:
37 t/m 43.
Deze staan op bladzijde 170.
Denk weer aan het maken van de berekeningen volgens gegeven, gevraagd, formule en uitwerking!