In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert
- aan welke eigenschappen je stoffen kunt herkennen.
- het verschil tussen eigenschappen van een stof en van een voorwerp noemen.
- dichtheid berekenen als massa en volume zijn gegeven;
- massa of volume berekenen als de dichtheid is gegeven.
Slide 2 - Tekstslide
Actief
Een sorteer opdracht. We gaan kijken naar jullie eigenschappen.
Slide 3 - Tekstslide
Woonplaats
Slide 4 - Tekstslide
Leeftijd
Slide 5 - Tekstslide
Jongens en meisjes
Slide 6 - Tekstslide
Schoenmaat
Slide 7 - Tekstslide
Stofeigenschappen
Dit zijn de eigenschappen waaraan je een stof herkend.
Een eigenschap of kenmerk is een verschijnsel dat typisch is voor een bepaalde persoon, voorwerp of zaak.
Slide 8 - Tekstslide
Welke stofeigenschappen zijn er?
Voorbeelden van stofeigenschappen:
kleur
geur
smaak
fase bij kamertemperatuur
(vast, vloeibaar of gasvormig)
brandbaarheid
smeltpunt en kookpunt
geleiding
dichtheid
wel of niet magnetisch
Slide 9 - Tekstslide
Aluminium
Suiker
Lost op in water
Geleid elektriciteit
Zilverkleurig
Wit
Slide 10 - Sleepvraag
Zelfstandig verder
Kijk het volgende filmpje, en ga dan verder met de uitleg. Je komt nog een aantal filmpjes tegen.
Ben je klaar met de LU, maak dan de opdrachten van 3.1
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Stoffen
Elk voorwerp is gemaakt van 1 of meer stoffen.
Ook gassen en vloeistoffen horen bij de stoffen.
Een stof kun je herkennen aan zijn eigenschappen:
de stofeigenschappen.
Een voorwerp kun je herkennen aan de voorwerpeigenschappen.
Slide 13 - Tekstslide
Dichtheid
Slide 14 - Tekstslide
Wat is dichtheid?
De dichtheid, of soortelijke massa van een stof is in de natuur- en scheikunde de massa (in gram) van 1 cm3 van een stof.
Dit betekend dat ieder voorwerp met een volume van 1 cm3 van
dezelfde stof altijd de zelfde massa heeft.
Slide 15 - Tekstslide
Als je lichte en zware materialen met elkaar gaat vergelijken gelden de volgende regels:
Bij een gelijk volume weegt een licht materiaal minder dan een zwaar materiaal.
Bij gelijke massa heeft een licht materiaal meer volume dan een zwaar materiaal.
Denk bij beide bovenstaande maar aan lood en veren!
Slide 16 - Tekstslide
Hoe bepaal je de massa?
De massa bepaal je met behulp van een weegschaal of een balans.
De massa wordt gemeten in gram of in kilogram.
Weet je nog hoe je die moet omrekenen?
Slide 17 - Tekstslide
Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 1: meten
Voor deze manier heb je een meetlat nodig. Meten kan alleen als het een rechthoekig voorwerp is.
Je meet dan de lengte van het voorwerp, de breedte en de hoogte.
De formule die je voor het berekenen van het volume moet gebruiken ken je uit de wiskunde.
Slide 18 - Tekstslide
Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 2: de onderdompelmethode
Deze manier van meten gebruik je bij het bepalen van het volume van
een voorwerp met onregelmatige vormen, bijvoorbeeld een kiezelsteen.
Je hebt een maatcilinder met een bepaalde hoeveelheid water. Deze hoeveelheid lees je precies af. Vervolgens laat je voorzichtig het voorwerp in het water glijden.
Het niveau van het water stijgt hierdoor. het verschil in waterstand is
precies gelijk aan het volume van het voorwerp
Slide 19 - Tekstslide
Volume
Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode
Slide 20 - Tekstslide
Even een filmpje over grote en kleine dichtheid,
klik maar door.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Dichtheid berekenen
Je weet nu dat je de massa van een voorwerp en het volume ervan moet weten om de dichtheid te kunnen uitrekenen.