Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek, een agenda en pen/papier.
Spullen niet op orde: BV op Magister. Dit geldt ook voor je agenda!
Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
Mobiele telefoons/tablets verboden, tenzij de docent het aangeeft.
Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.
Slide 2 - Tekstslide
Lees nu 10 minuten in je leesboek.
Slide 3 - Tekstslide
Week 45 7 november t/m
11 november 2022
Theorie fictie en boek lezen
Lezen van boeken en lezen in de les
Uitleg RTTI
Spelling bespreken als alle so's zijn ingehaald.
Woensdag 16/11 so fictie en leesboek
otfyw => code LessonUp
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoelen
Deze week:
leer je wat het aspect ruimte betekent
leer je wat plot betekent
Slide 5 - Tekstslide
Weektaak 45
Theorie Fictie
1. Maak leesmeters en zorg dat je je boek zo snel mogelijk uitleest!
2. Lees de theorie op bladzijde 94.
3. Maak opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 94 en 95
4. Lees de theorie op bladzijde 150
5. Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 151
Slide 6 - Tekstslide
PTD rapportperiode 1
Herhaling taalverzorging (spelling totaal)
45 min
(1x)
NEE
104
SO
Boekentoets (2 boeken)
45 min
VK
NEE
Nr.
Toets-vorm
Leerstof/ Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
101
PW
Lezen + woordenschat en theorie lezen
45 min
3/af!
Nee
102
SO
Herhaling taalverzorging (spelling totaal)
45 min
1/af!
Nee
104
SO
Boekentoets (1 boek)
45 min
1
Nee
Slide 7 - Tekstslide
16 november
so fictie en leesboek
Hoofdstuk
8, 22, 23 en 37
Slide 8 - Tekstslide
Boekenlijst 2H
Periode 1 => 1 boek niveau 2/3
Lezenvoordelijst.nl
Wil je een ander boek lezen, overleg met je docent Nederlands.
Boek 2
Boek 3
Boek 4
Slide 9 - Tekstslide
Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.
Slide 10 - Tekstslide
22. Tijd (bladzijde 90)
Slide 11 - Tekstslide
22. Tijd (bladzijde 90)
Slide 12 - Tekstslide
22. Tijd (bladzijde 90)
Slide 13 - Tekstslide
22. Tijd (bladzijde 90)
Slide 14 - Tekstslide
23. Ruimte
Slide 15 - Tekstslide
23. Ruimte
Slide 16 - Tekstslide
23. Ruimte
Slide 17 - Tekstslide
37. Plot
Slide 18 - Tekstslide
37. Plot
Slide 19 - Tekstslide
Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
leer je wat het aspect ruimte betekent
leer je wat plot betekent
Slide 20 - Tekstslide
Nakijken weektaak 44
Slide 21 - Tekstslide
Weektaak 44
Theorie Fictie
1. Maak leesmeters en zorg dat je je boek zo snel mogelijk uitleest!
2. Herhaal hoofdstuk 8: perspectief
3. Lees de theorie op bladzijde 90.
4. Maak opdracht 1, 2 en 3 op bladzijde 90 en 91
Slide 22 - Tekstslide
Opdracht 1 bladzijde 90
a Er is sprake van een flashforward. De lezer krijgt een korte vooruitblik, je komt te weten dat de meesterdief gearresteerd zal worden.
b De schrijver maakt gebruik van de flashforward om de lezer benieuwd te maken. De lezer wil graag weten wat er is gebeurd waardoor de meesterdief gearresteerd is. De lezer wil weten wat hij heeft misdaan en hoe de politie hem op het spoor is gekomen.
Slide 23 - Tekstslide
Opdracht 2 bladzijde 91
a Het fragment begint met een flashback (regel 1-14). Vervolgens pakt het verhaal op bij de huidige tijd (regel 16-24).
b Het effect van deze volgorde is dat lezers alvast meer informatie hebben over Sibille. Ze weten al iets van wat het personage heeft meegemaakt. Zo begrijpen ze Sibille beter.
Slide 24 - Tekstslide
Opdracht 3 bladzijde 91
a In regel 20-21 is er een versnelling. In de eerste zin twijfelt het personage nog of hij de trap of de lift zal nemen, in de zin erna staat hij al bijna voor de deur.
b In regel 3-16 is er een vertraging. Dit zie je aan de gedachten van de ik (‘Word ik achtervolgd?’ ‘Klopt dit wel? Het lijkt hier totaal uitgestorven’ en: ‘Wat als het niet serieus is? Eén grote leugen?’) leest. Ook lees je hoe de ik zichzelf toespreekt: ‘nummer 330’ en: ‘langzaam lopen relax, langzaam lopen relax’.
Slide 25 - Tekstslide
RTTI
R = Reproductie
Vragen op reproductieniveau zijn vragen waarbij de leerling zelf niets wezenlijks toe hoeft te voegen aan datgene wat hij geleerd heeft. Met deze vragen kan inzichtelijk gemaakt worden of de leerling de geleerde stof kan reproduceren. Denk bijvoorbeeld aan het kunnen reproduceren van warenkennis, gereedschapskennis, een stappenplan of de werking van apparatuur.
Slide 26 - Tekstslide
1 = Toepassingsgericht 1
Bij vragen en opdrachten op het niveau van toepassing 1 moet een leerling dat wat hij geleerd heeft kunnen toepassen in situaties die hij al geoefend heeft of in situaties die daar sterk op lijken. Op deze manier kan gekeken worden of de leerling de aangeleerde kennis – dat wil zeggen begrippen en stappenplannen – in deze situaties goed kan toepassen.
Slide 27 - Tekstslide
T2 = Toepassingsgericht 2
Vragen op het niveau van toepassing 2 gaan een stapje verder dan vragen op het niveau van toepassing 1. De leerling moet op dit niveau in nieuwe situaties of contexten zelf kunnen bepalen welke (onderdelen van) stappenplannen of methodes hij moet gebruiken. Hij moet combinaties maken en verbanden leggen.
Slide 28 - Tekstslide
I = Inzicht
De leerling krijgt geen methode, context of situatie aangeboden, maar alleen een vraagstuk. Hij moet zelf bepalen hoe hij het gaat aanpakken. De leerling heeft alleen de leerstof tot zijn beschikking om de vraag op te lossen. Hij laat zien dat hij vanuit verschillende, ook nieuwe, perspectieven kan denken.