§ 1.2 De stand van de economie

§ 1.2 De stand van de economie

Wat is een aantal gevolgen van de stand van de conjunctuur?


Kernwoorden:

- prijzen & lonen

- werkloosheid

- overheidsfinanciën

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

§ 1.2 De stand van de economie

Wat is een aantal gevolgen van de stand van de conjunctuur?


Kernwoorden:

- prijzen & lonen

- werkloosheid

- overheidsfinanciën

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Gevolgen hoogconjunctuur

Hoogconjunctuur: EV stijgt harder dan de trend

  • vraag groter dan productiecapaciteit;                        gevolg: prijzen .............................
  • vraag arbeid groter dan aanbod arbeid;                    gevolg: loon .........................
  • lange levertijden

Slide 3 - Tekstslide

Gevolgen hoogconjunctuur

Hoogconjunctuur: EV stijgt harder dan de trend

  • vraag groter dan productiecapaciteit;                        gevolg: prijzen stijgen
  • vraag arbeid groter dan aanbod arbeid;                    gevolg: loon stijgt
  • lange levertijden

Slide 4 - Tekstslide

Gevolgen laagconjunctuur: werkloosheid

In een laagconjunctuur is er weinig vraag naar goederen, dus ............................................................, met als gevolg weinig ............................................................ en dus hoge

............................................


 

Slide 6 - Tekstslide

Lonen zouden dan volgens de economische theorie moeten ............................. , zodat er geen werkloosheid ontstaat.


Slide 7 - Tekstslide

De werkgelegenheid daalt wel, maar omdat er wel evenwicht wordt bereikt, is er geen (onvrijwillige) werkloosheid.


In de praktijk zullen lonen niet snel dalen, omdat dit wordt tegengehouden door .............................................. . Er ontstaat dan conjuncturele werkloosheid.

Overigens, dalende lonen zouden de laagconjunctuur kunnen versterken. Als de lonen dalen, gaan werknemers minder verdienen en dus ook minder .............................................. . De ................................................................... daalt dan verder.

Slide 8 - Tekstslide

Gevolgen laagconjunctuur: werkloosheid

In een laagconjunctuur is er weinig vraag naar goederen, dus weinig productie, met als gevolg weinig werkgelegenheid en dus hoge werkloosheid.


 

Slide 9 - Tekstslide

Lonen zouden dan volgens de economische theorie moeten dalen, zodat er geen werkloosheid ontstaat.



Slide 10 - Tekstslide

De werkgelegenheid daalt wel, maar omdat er wel evenwicht wordt bereikt, is er geen (onvrijwillige) werkloosheid.


In de praktijk zullen lonen niet snel dalen, omdat dit wordt tegengehouden door vakbonden. Er ontstaat dan conjuncturele werkloosheid.

Overigens, dalende lonen zouden de laagconjunctuur kunnen versterken. Als de lonen dalen, gaan werknemers minder verdienen en dus ook minder consumeren. De effectieve vraag daalt dan verder.

Slide 11 - Tekstslide

Overheidsfinanciën in laagconjunctuur

De overheidsfinanciën verslechteren in een laagconjunctuur. De inkomsten dalen vanwege de daling van de ................................................................................  doordat BBP daalt.

De uitgaven stijgen vanwege de stijging van de ........................................ en .............................................., omdat het inkomen daalt en het aantal werklozen stijgt.

Slide 12 - Tekstslide

De overheid kan de negatieve gevolgen op de overheidsfinanciën enigszins beperken door de inkomensoverdrachten te verminderen.


Inkomensoverdrachten zijn betalingen van de overheid aan gezinnen waar de gezinnen geen ..............................................(zoals arbeid) voor hoeven te leveren.


Voorbeelden van overdrachtsuitgaven zijn AOW-uitkeringen en bijstandsuitkeringen.

Slide 13 - Tekstslide

De inkomensoverdrachten worden bijvoorbeeld minder als ze niet langer welvaartsvast, maar waardevast zijn.


  • ........................................................: uitkeringen stijgen mee met de gemiddelde prijsstijging.


  • .........................................................: uitkeringen stijgen mee met de gemiddelde loonstijging.

Slide 14 - Tekstslide

Overheidsfinanciën in laagconjunctuur

De overheidsfinanciën verslechteren in een laagconjunctuur. De inkomsten dalen vanwege de daling van de belastinginkomsten doordat BBP daalt.

De uitgaven stijgen vanwege de stijging van de uitkeringen en subsidies, omdat het inkomen daalt en het aantal werklozen stijgt.

Slide 15 - Tekstslide

De overheid kan de negatieve gevolgen op de overheidsfinanciën enigszins beperken door de inkomensoverdrachten te verminderen.


Inkomensoverdrachten zijn betalingen van de overheid aan gezinnen waar de gezinnen geen tegenprestatie (zoals arbeid) voor hoeven te leveren.


Voorbeelden van overdrachtsuitgaven zijn AOW-uitkeringen en bijstandsuitkeringen.

Slide 16 - Tekstslide

De inkomensoverdrachten worden bijvoorbeeld minder als ze niet langer welvaartsvast, maar waardevast zijn.


  • Waardevast: uitkeringen stijgen mee met de gemiddelde prijsstijging.


  • Welvaartsvast: uitkeringen stijgen mee met de gemiddelde loonstijging.

Slide 17 - Tekstslide

Oefensom 1
In een land is de AOW geïndexeerd (= waardevast). 
Gegeven: 
stijging BBP: 4%
stijging lonen: 3%
inflatie 1%
Hoe hoog is stijging AOW in dat jaar?

antwoord
De AOW is waardesvast, dus stijgt mee met de prijzen: 1%

Slide 18 - Tekstslide

Oefensom 2
In een land stijgen uitkeringen 10 jaar niet. 
Deze 10 jaar is er elk jaar 2% inflatie.
Hoeveel daalt koopkracht in 10 jaar?

antwoord
Uitkeringen stijgen niet, dus indexcijfer 100. 
Prijzen stijgen elke jaar met 2%, dus pic = 1,0210 x 100 = 121,9
ric = 100 / 121,9 x 100 = 82% 
82 - 100 = 18% 
Koopkracht is dus met 18% gedaald.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video