B1 Bloed

Basisstof 1: BLOED. 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Basisstof 1: BLOED. 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Druk steeds op het koptelefoontje voor de uitleg.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel pakken melk (1L) bloed zit er ongeveer in je lichaam.
A
B
C

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Lesdoel
Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

waaruit bestaat bloed? 
Bloed bestaat uit:
  1. Bloedplasma (55%)
  2. Bloedcellen & bloedplaatjes (45%)
Als bloed 'bezinkt' splitst het zich. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat doet je bloed.
Bloed brengt stoffen van de ene plek naar de andere in je lichaam. 
Bijvoorbeeld:
  1. Zuurstof & Koolstofdioxide.
  2. Voedingstoffen & afvalstoffen. 
  3. Verspreid warmte. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat ontstaat er in je cellen na verbranding en wordt afgevoerd via je bloed?
A
Zuurstof
B
Voedingsstoffen
C
Koolstofdioxide
D
Vitamine

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat komt er vanuit je darmen in je bloed en wordt naar alle cellen in je lichaam gebracht?
A
Zuurstof
B
Voedingsstoffen
C
Koolstofdioxide
D
Vitamine

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Bloedplasma
Bloedplasma bestaat uit:
  1. Plasma- eiwitten (7%) 
  2. Water (91%)
  3. Opgeloste stoffen (2%)
o.a
Hormonen, antistoffen, enzymen, voedingsstoffen, afvalstoffen.
Fibrogeen
een plasma-eiwit dat zorgt voor bloedstolling, bijvoorbeeld als je een wondje hebt. 
onder andere, vetten, eiwitten, mineralen koolhydraten
Koolstofdioxide

Slide 9 - Slide

We gaan nu kijken naar bloedplasma, dit het doorzichtige gedeelte van bezonken bloed. het bestaat voor het grootste gedeelte uit water. Hierin zijn een aantal stoffen opgelost. Je kan het een beetje vergelijken met thee, een hoop water met wat andere stofjes er in. 7% daarvan zijn plasma eiwitten. Je moet er hier 1 van kennen. Dit is firbogeen en deze helpt als je een wondje hebt om te zorgen dat het dichtgaat. 

Dan zijn er nog opgeloste stoffen in het bloedplasma. Dit kunnen een aantal verschillende dingen zijn. zoals antistoffen, enzymen, voedingstoffen en afvalstoffen. Belangrijk is dat je weet dat voedingsstoffen uit je voeding komen (glucose, vetten, vitamine etc.) en afvalstoffen ontstaan bij verbranding dus dit is koolstofdioxide. 
Wat hoort in welk gedeelte van het bloed? 
Afvalstoffen
Water
Fibrogeen
Antistoffen
Voedingsstoffen

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Rode bloedcellen
  1. Rode bloedcellen vervoeren zuurstof. 
  2. Rode bloedcellen zijn gemaakt van hemoglobine.
  3. Rode bloedcellen hebben geen celkern
  4. rode bloedcellen ontstaan uit stamcellen deze worden gemaakt in het beenmerg (andere bloedcellen ook.) 
  5. 1 druppelbloed bevat 5 miljoen bloedcellen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

1. Welke bloedcellen vervoeren zuurstof?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplaatjes

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat maakt rode bloedcellen bijzonder?
A
Ze ontstaan in de hersenen.
B
Ze vervoeren koolstofdioxide.
C
Ze zijn gemaakt van glucose.
D
Ze hebben geen celkern

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Witte bloedcellen
  1. Per druppel ongeveer 7000 witte bloedcellen.
  2. Hebben geen vaste vorm en kunnen daardoor door de wanden van de bloedvaten.
  3. Bestrijden ziekteverwekkers zoals bacteriën en virussen.
  4. Als ze veel bacteriën en virussen doden ontstaat er pus of etter.



Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Waarom hebben Witte bloedcellen geen vaste vorm?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Bloedplaatjes
  1. Bloedplaatjes zijn geen bloedcellen maar stukjes daarvan. 
  2. Bloedplaatjes hebben geen celkern.
  3. Ongeveer 300.000 per druppel
  4. Ze kleven aan beschadigde bloedvaten, en activeren dan fibrogeen. Fibrinogeen wordt dan  fibrine. Dit maakt draden waardoor als het droogt een korstje ontstaat.



Slide 16 - Slide

This item has no instructions

3

Slide 17 - Video

This item has no instructions

00:23
Wat vervoeren rode bloedcellen?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

00:42
Waarom is het gevaarlijk om teveel bloedplasma en bloedcellen te verliezen?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

00:51
Hoe heet het plasma eiwit waar fibrine uit ontstaat? (denk aan het eerste stuk uitleg)

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Aan de slag. 
Je kunt nu basisstof 1 opdrachten maken. Kom aan het einde les terug voor de exitvragen. 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Exitvragen
Kun je deze vragen goed beantwoorden, dan heb je het leerdoel gehaald. Deze vragen maak je als je B1 af hebt of in de laatste 5 min. 
Leerdoel:
Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Laag A in de
reageerbuis, bevat
A
Bloedplasma
B
Bloedplasma en bleodplaatjes
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplaatjes en witte bloedcellen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions


Wat heb je nodig om bloed te laten stollen.
A
Witte bloedcellen en bloedplaatjes
B
Witte bloedcellen en fibrinogeen
C
Bloedplaatjes en fibrinogeen
D
Rode bloedcellen en fibrinogeen

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welke bloedcellen hebben geen celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
witte bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Zij bevatten hemoglobine
A
Bloedplasma
B
Rode bloedcellen
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Dit is het deel van het bloed wat bestaat uit vooral water, met daarin eiwitten en opgeloste stoffen
A
Bloedplasma
B
Rode bloedcellen
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Barry doet veel aan sport. Zo is hij gewend om zeker eenmaal in de week 10 à 15
kilometer hard te lopen.
Een dag nadat hij bloed heeft gegeven, gaat hij 15 kilometer hardlopen. Hij wordt echter
sneller moe dan wanneer hij geen bloed heeft gegeven.
Dit wordt veroorzaakt door een gebrek aan rode bloedcellen.
Æ Leg uit waardoor een gebrek aan rode bloedcellen tot gevolg heeft dat Barry sneller
moe wordt.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Hoe ging deze basisstof?
Goed
Super
Het is lastig
Te moeilijk, ik wil hier meer uitleg over

Slide 29 - Poll

This item has no instructions

Als ik mezelf een cijfer moet geven op mijn werkhouding deze les...
0100

Slide 30 - Poll

This item has no instructions

Ik heb wat aan deze les gehad.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

This item has no instructions