What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
KD Spaans 8a
Unidad 2 El lugar donde vivo
In de vorige les hebben we kennis gemaakt met
Nuria uit Málaga
Paco uit Salamanca
Zij vertellen iets over de plaats waar ze wonen.
Aan het eind van het hoofdstuk kun
jij
ook
over jouw eigen woonplaats
vertellen.
1 / 45
next
Slide 1:
Slide
Spaans
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
45 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Unidad 2 El lugar donde vivo
In de vorige les hebben we kennis gemaakt met
Nuria uit Málaga
Paco uit Salamanca
Zij vertellen iets over de plaats waar ze wonen.
Aan het eind van het hoofdstuk kun
jij
ook
over jouw eigen woonplaats
vertellen.
Slide 1 - Slide
een dorp
een stad
een plein
een straat
een wijk
een park
een paleis
een kerk
een haven
un pueblo
una ciudad
una plaza
una calle
un barrio
un parque
un palacio
una iglesia
un puerto
Slide 2 - Slide
Het is ...
een dorp
een stad
Er is ...
een park
een kerk
Er zijn ...
twee hotels
veel winkels
Es ...
un pueblo
una ciudad
Hay ...
un parque
una iglesia
Hay ...
dos hoteles
muchas tiendas
Slide 3 - Slide
werkwoorden: SER - HAY - ESTAR
Es
un pueblo. Het
is
een dorp.
Hay
una plaza. Er
is
een plein.
La plaza
está
en el centro. Het plein
is
in het centrum.
Son
ciudades. Het
zijn
steden.
Hay
muchas tiendas Er
zijn
veel winkels.
Las tiendas
están
en el centro. De winkels
zijn
in het centrum.
Slide 4 - Slide
werkwoorden: SER- HAY - ESTAR
Vorige week hebben we een video over dit onderwerp bekeken; zie ook volgende dia.
Deze video zat ook bij een opdracht in het huiswerk.
Er volgen een paar quizvragen over het gebruik van es/son/hay/está/están.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Amsterdam está en ...
A
Bélgica
B
Alemania
C
Holanda
D
Inglaterra
Slide 7 - Quiz
Barcelona y Madrid están en ...
A
Holanda
B
Alemania
C
Portugal
D
España
Slide 8 - Quiz
het is een plein
A
es una plaza
B
hay una plaza
C
está una plaza
D
están una plaza
Slide 9 - Quiz
het zijn mooie huizen
A
son casas bonitas
B
hay casas bonitas
C
está casas bonitas
D
están casas bonitas
Slide 10 - Quiz
er is een kerk
A
es una iglesia
B
hay una iglesia
C
está una iglesia
D
están una iglesia
Slide 11 - Quiz
er zijn twee winkels
A
son dos tiendas
B
hay dos tiendas
C
está dos tiendas
D
están dos tiendas
Slide 12 - Quiz
er zijn veel bars
A
son muchos bares
B
hay muchos bares
C
está muchos bares
D
están muchos bares
Slide 13 - Quiz
Assen is in het noorden
A
Assen es en el norte
B
Assen hay en el norte
C
Assen está en el norte
D
Assen están en el norte
Slide 14 - Quiz
ze zijn thuis
A
son en casa
B
hay en casa
C
está en casa
D
estan en casa
Slide 15 - Quiz
Madrid ... una ciudad muy grande.
A
es
B
hay
C
está
D
están
Slide 16 - Quiz
Madrid y Barcelona ... ciudades grandes.
A
son
B
hay
C
está
D
están
Slide 17 - Quiz
En el centro de Groningen ... una torre famosa.
A
es
B
hay
C
está
D
están
Slide 18 - Quiz
En mi pueblo no ... supermercados.
A
es
B
son
C
hay
D
están
Slide 19 - Quiz
Madrid ... en el centro de España.
A
es
B
hay
C
está
D
están
Slide 20 - Quiz
La Torre San Martín ... en el centro de la ciudad.
A
es
B
hay
C
está
D
están
Slide 21 - Quiz
En el centro ... muchas tiendas.
A
son
B
hay
C
está
D
están
Slide 22 - Quiz
Las tiendas .... en Herestraat.
A
son
B
hay
C
está
D
están
Slide 23 - Quiz
el problema es ...
Van Spaans naar Nederlands zul je het meestal wel begrijpen.
Het probleem is ...
--> als je van Nederlands naar Spaans moet vertalen...
wat of hoe iets is
es
-
son
samen met 'er', er is... of er zijn ...
hay
bevindt zich/bevinden zich
está
-
están
Slide 24 - Slide
bijvoeglijk naamwoord
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de volgende zin?
Het is een dure auto.
Es un coche caro.
Bekijk de video op de volgende slide.
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Video
Slide 27 - Slide
bvnw aanpassen aan znw
de mooie markt
el
mercad
o
bonit
o
Het is een mooie markt. Es
un
mercad
o
bonit
o
.
de mooie winkel
la
tiend
a
bonit
a
Het is een mooie winkel. Es
una
tiend
a
bonit
a
.
Slide 28 - Slide
bvnw aanpassen aan znw
de mooie markten
los
mercad
os
bonit
os
Het zijn mooie markten. Son
mercad
os
bonit
os
.
de mooie winkels
las
tiend
as
bonit
as
Het is een mooie winkel. Son tiend
as
bonit
as
.
Slide 29 - Slide
bvnw aanpassen aan znw
het mooie hotel
el
hotel bonit
o
Het is een mooi hotel. Es
un
hotel bonit
o
.
de mooie straat
la
calle bonit
a
Het is een mooie straat. Es
una
calle bonit
a
.
Slide 30 - Slide
bvnw aanpassen aan znw
de mooie hotels
los
hoteles bonit
os
Het zijn mooie hotels. Son hoteles bonit
os
.
de mooie straten
las
calles bonit
as
Het zijn mooie straten. Son calles bonit
as
.
Slide 31 - Slide
een modern gebouw
A
el edificio moderno
B
el edificio moderna
C
un edificio moderno
D
un edificio moderna
Slide 32 - Quiz
de moderne gebouwen
A
el edificio moderno
B
los edificios modernos
C
la edificio moderna
D
las edificios modernas
Slide 33 - Quiz
de oude kerk
A
una iglesia antigua
B
la iglesia antigua
C
una iglesia antiguo
D
el iglesia antiguo
Slide 34 - Quiz
de oude kerken
A
los iglesias antiguos
B
las iglesias antiguas
C
unas iglesias antiguas
D
unos iglesias antiguas
Slide 35 - Quiz
de smalle straat
A
el calle estrecho
B
la calle estrecha
C
los calles estrechos
D
las calles estrechas
Slide 36 - Quiz
de oude hoofdsteden
A
el capital antiguo
B
los capitales antiguos
C
la capital antigua
D
las capitales antiguas
Slide 37 - Quiz
veel straten
A
mucho calle
B
mucha calle
C
muchos calles
D
muchas calles
Slide 38 - Quiz
weinig hotels
A
poco hotel
B
poca hotel
C
pocos hoteles
D
pocas hoteles
Slide 39 - Quiz
bvnw aanpassen aan znw
Is het znw mannelijk, dan is het bvnw ook mannelijk
Staat het znw in het meervoud, dan het bvnw ook in het meervoud.
Let dus altijd goed op bij welk
zelfstandig naamwoord
het
bijvoeglijk naamwoord
hoort !
Slide 40 - Slide
Slide 41 - Slide
grande - grandes
het grote gebouw = el edificio
grande
de grote winkel = la tienda
grande
de grote gebouwen = los edificios
grandes
de grote winkels = las tiendas
grandes
Slide 42 - Slide
grande - grandes
het grote hotel = el hotel
grande
de grote stad = la ciudad
grande
de grote hotels = los hoteles
grandes
de grote steden = las ciudades
grandes
Slide 43 - Slide
fácil - difícil
de makkelijke oefening = el ejercicio
fácil
de makkelijke oefeningen = los ejercicios
fáciles
de moeilijke taak = la tarea
difícil
de moeilijke taken = las tareas
difíciles
Slide 44 - Slide
weinig - veel
weinig geld =
poc
o
dinero - much
o
dinero
= veel geld
weinig geluk =
poc
a
suerte - much
a
suerte
= veel geluk
weinig treinen =
poc
os
trenes - much
os
trenes
= veel treinen
weinig winkels =
poc
as
tiendas - much
as
tiendas
= veel winkels
Slide 45 - Slide
More lessons like this
Los autorretratos de Vincent
February 2023
- Lesson with
14 slides
by
Van Gogh Museum
Art
Primary Education
Secondary Education
Age 9-13
Van Gogh Museum
español 7a martes
November 2024
- Lesson with
19 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
KD Spaans 9a
December 2023
- Lesson with
29 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Periode 2 week 2
October 2022
- Lesson with
46 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 2
March 2022
- Lesson with
42 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1,2
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 3
September 2021
- Lesson with
34 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1,2
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 2
February 2022
- Lesson with
42 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1,2
Ana Frank, la Casa de atrás
December 2022
- Lesson with
13 slides
by
Anne Frank House
Historia
History
+1
Primary Education
Age 10-12
Anne Frank House