Week 9 2024 klas 4 K2 Darum Deutsch, Woots, signaalwoorden en samenvattingsvragen

Guten Tag
Wie geht es euch?
1 / 45
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 1 - Slide


  • jas in de kluis of op de kapstok
  • muts/capuchon/pet af
  • oortjes uit
  • boek/schrift/pen/laptop op tafel

Slide 2 - Slide

Was machen diese Stunde?

Hören und Sehen




Slide 3 - Slide

Lernziel:
Je bent in staat een eenvoudige kijk- en/of luisterfragmenten te begrijpen

Slide 4 - Slide



Aber zuerst.....ein Filmchen!



Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

An die Arbeit!
An die Arbeit: 

Was?   woots.nl:            
Wie?   selbstständig, am Laptop
Hilfe     Fragen? Hand hoch!
Zeit?   25 Minuten
Fertig? Examenwoordenschat oefenen (StudyGo)


Slide 7 - Slide

Heb ik de leerdoelen behaald?
* ben ik in staat om eenvoudige (kijk- en) luisterfragement te begrijpen?

Slide 8 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 9 - Slide

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 10 - Slide

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 11 - Slide


  • jas in de kluis of op de kapstok
  • muts/capuchon/pet af
  • oortjes uit
  • boek/schrift/pen/laptop op tafel

Slide 12 - Slide

Was machen diese Stunde?

Signalwörter




Slide 13 - Slide

Lernziel:
  1. Je begrijpt het belang van signaalwoorden
  2. Je kunt uitleggen wat signaalwoorden zijn en welke functie ze hebben
  3. Je kent en herkent signaalwoorden in een tekst

Slide 14 - Slide



Aber zuerst.....ein Filmchen!



Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Wat doet een signaalwoord?
Een signaalwoord zorgt voor verbanden tussen zinnen of alinea's.

Ook de verbanden binnen zinnen herken je door signaalwoorden. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

waarom zijn  signaal woorden zo belangrijk?
signaalwoorden leggen verband tussen zinnen, zinsdelen en alinea's
verbanden helpen je de tekst beter te begrijpen
als je de tekst beter begrijpt, kun je de vragen beter beantwoorden

Slide 20 - Slide

Signalwörter in Kategorien

Slide 21 - Slide

Theorie signaalwoorden

  • Signaalwoorden geven verbanden aan 
  • Signaalwoorden hebben een functie
  1. Opsomming
  2. Benadrukking
  3. Bevestiging
  4. Conclusie
  5. Tegenstelling
  6. Gevolg
  7. Reden/oorzaak 
  8. Tijd
  9. Voorbeeld geven
  10. Voorwaarde


Slide 22 - Slide

Voorbeelden van signaalwoorden
tegenstelling

aber
dagegen
doch
obwohl
sondern
statt
trotz(dem)
während
im Gegensatz zu
einerseits - andererseits
opsomming

auch
und
außerdem
dann
erstens...zweitens...
nicht nur ... 
          sondern auch
sowie
dubbele punt (:)


reden/oorzaak

darum
deshalb
also
dadurch
deswegen
nämlich
weil
also
dubbele punt (:)
Tijd

als
bevor
damals
danach
früher
jetzt
heute
immer
wann
wenn
seit
Benadrukking

besonders
selbst
sogar
vor allem

Bevestiging

natürlich'
klar
tatsächlich
wirklich

Slide 23 - Slide

Ich habe statt das Auto, doch ein Fahrrad gekauft.
doch = ...
A
gevolg/conclusie
B
reden/verklaring
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming

Slide 24 - Quiz

Ich habe Englisch, und sogar Deutsch!!!
sogar = .........
A
gevolg/conclusie
B
vergelijking
C
versterking
D
tegenstelling

Slide 25 - Quiz

Fraudeurs hebben de website van Dixons nagemaakt en hebben tienduizenden advertenties voor grote kortingen op Markplaats gezet, meldt de technologiewebsite Tweakers.
Marktplaats heeft de verkoper inmiddels geblokkeerd, maar de nepsite is nog in de lucht.
De fraudeurs adverteren met flinke kortingen op telefoons. Te mooi om waar te zijn, want op het moment dat mensen bestellen, kunnen zij alleen betalen via een bankoverschrijving naar een Nederlandse ING-rekening. 
Op Marktplaats verschenen vanmorgen in korte tijd tienduizenden advertenties van de nepsite. Zo werd een iPhone 6 aangeboden voor 400 euro, in plaats van de gebruikelijke 600 tot 700 euro.
opsomming
Tegenstelling
Reden
Tegenstelling

Slide 26 - Drag question

Ich gehe ins Kino, denn ich finde das toll!
denn = .......
A
reden/verklaring
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
voorbeeld geven

Slide 27 - Quiz

In Utrecht ist viel zu tun, es gibt zum Beispiel viele verschiedene Museen.
zum Beispiel = ....
A
voorbeeld geven
B
vergelijking
C
reden/verklaring
D
uitbreiding/opsomming

Slide 28 - Quiz

Es ist verboten zu rauchen im Krankenhaus, auch auf dem Schulhof darf nicht mehr geraucht werden.
auch= ....
A
conclusie
B
hoeveelheid
C
voorbeeld
D
uitbreiding/opsomming

Slide 29 - Quiz

Bisher hat mein Bruder immer gearbeitet.
Bisher =
A
benadrukking
B
conclusie
C
tegenstelling
D
tijd

Slide 30 - Quiz

Es gibt Leute die viel verdienen, aber manche verdienen wenig
aber =
A
conclusie
B
opsomming
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 31 - Quiz

weil
und
aber
während
nicht / sondern
also
nur
deshalb
zum Beispiel
Ich kann nicht kommen, ....... ich krank bin.
Ich habe einen Hund .... eine Katze.
Ich habe keine Zeit, .... ich werde dir trotzdem helfen.
Wir haben alle Hunger, .... Peter nicht.
Er hat Chips gegessen ...... der Deutschstunde.
Ich bin ...... böse ....... enttäuscht.
Mein Fahrrad is kaputt, .... muss ich mit dem Bus fahren.
Ich mache gerne Sport, ..... Hcokey, Fußball und schwimmen.
Es regnet, ..... bleibe ich zu Hause.

Slide 32 - Drag question

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?     Noteer de signaalwoorden in de tekst 15 op pag. 136 en geef het verband aan
Wie?      in tweetallen; je markeert de signaalwoorden (zie lijst in je handout); Noteer
                welk verband het signaalwoord legt. 
Hilfe?    Ik loop rond
Zeit?      15 Minuten
Fertig? Ga Slim Stampen: examenwoordenschat 






Slide 33 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 34 - Slide

Hallo
Stunde 2

Slide 35 - Slide


  • jas uit, pet/muts af, oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • laptop dicht op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel

Slide 36 - Slide

Was machen wir heute?

1.  Lesefertigkeit

Slide 37 - Slide

Lernziele:

- Je kunt uitleggen wat een samenvattingsvraag is;
- Je kunt de strategie globaal lezen toepassen;
- Je kunt de strategie nauwkeurig lezen toepassen.

Slide 38 - Slide


Wat is een samenvattingsvraag?

en 

Hoe moet je deze gaan beantwoorden? 

Slide 39 - Slide


 moet je...
emeen:
orienterend lezen
voorkennis activeren
globaal lezen
woordenboek gebruiken
Een samenvattingsvraag...

... is een meerkeuzevraag;
... gaat om de samenvatting van een alinea;
... wordt in het Duits gesteld;
... vraagt naar de juiste titel of de kern van de alinea;

Je moet eerst globaal en daarna nauwkeurig lezen!

Slide 40 - Slide

Globaal lezen
- alleen de belangrijkste informatie uit de tekst halen
- Je hoeft niet elk woord te begrijpen
- het gaat om de grote lijnen
- in de eerste en laatste zin van een alinea staat vaak de belangrijkste informatie!!!


Slide 41 - Slide

Nauwkeurig lezen
Je probeert iedere zin van de passage te begrijpen
Je hebt hierbij soms een woordenboek nodig!

Slide 42 - Slide

An die Arbeit!
An die Arbeit: 

Was?   Mache Aufgaben 15 en 16 (Seite 136-138) 
Wie?   selbstständig, im Buch
Hilfe?  ein Wörterbuch
Zeit?    25 Minuten
Fertig? wir besprechen die Antworte zusammen




timer
25:00

Slide 43 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 44 - Slide

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 45 - Slide