Begrijpend lezen les 4: Alineaopbouw en functies tekstdelen

 Begrijpend lezen 4
Tekst
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

 Begrijpend lezen 4
Tekst

Slide 1 - Slide

Lezen
10 minuten
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Deze les ga je...
...de tekstdoelen en tekstsoorten herhalen.
...weet je weer uit welke  3 onderdelen een tekst is opgebouwd.
...weet je weer op welke 4 manieren een schrijver een tekst kan inleiden.
...leren op welke 3 manieren een schrijver een tekst kan afsluiten.

Slide 3 - Slide

1. Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort uiteenzettende tekst?
A
amuseren
B
informeren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 4 - Quiz

4. Bij welk tekstdoel hoort de tekstvorm sollicitatiebrief?
A
overtuigen
B
informeren
C
opiniëren
D
overhalen

Slide 5 - Quiz

7. Wat is het verschil tussen de tekstdoelen overtuigen en overhalen?
A
Er is geen verschil.
B
Overtuigen: ervoor zorgen dat iemand hetzelfde denkt als jij. Overhalen: iemand activeren, iemand tot iets aanzetten (actief maken)
C
Overtuigen: iemand activeren, iemand tot iets aanzetten (actief maken) Overhalen: ervoor zorgen dat iemand hetzelfde denkt als jij.

Slide 6 - Quiz

3 delen van een tekst
Een tekst bestaat uit 3 delen:

  • Inleiding
  • Middenstuk/kern
  • Slot

Slide 7 - Slide

Teksten inleiden
Een schrijver kan eem tekst op verschillende manieren inleiden (soms een combinatie)

  • Het onderwerp aankondigen (= vertellen waar de tekst over gaat)
  • Een kort grappig of bijzonder verhaaltje (= anekdote) vertellen 
  • Een of meer vragen stellen.
  • De aanleiding voor het schrijven noemen (= vertellen waarom je schrijft)


Slide 8 - Slide

Teksten afsluiten
Een schrijver kan zijn tekst op verschillende manieren afsluiten. Soms kiest hij voor een combinatie.

  • Conclusie
  • Samenvatting
  • Advies

Slide 9 - Slide

Alles in 1 overzicht.
blz. 148 Op Niveau

Slide 10 - Slide

Is de tekst een inleiding of een slot?
A
inleiding
B
slot

Slide 11 - Quiz

Waar vind je de hoofdgedachte van een tekst meestal?
A
inleiding
B
inleiding of slot
C
slot
D
middenstuk

Slide 12 - Quiz

Waar vind je...
een anekdote/kort verhaal
A
Middenstuk
B
Slot
C
Inleiding

Slide 13 - Quiz

Waar wordt alles nog eens herhaald?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 14 - Quiz

Zet de onderdelen op de juiste plek.
Inleiding
Kern
Slot
Introductie van het onderwerp
Deelonderwerp 1
Samenvatting
Conclusie
Anekdote
Deelonderwerp 2
Belangstelling
wekken
Deelonderwerp 3

Slide 15 - Drag question

  • Functie van de TITEL: de lezer nieuwsgierig maken en/of het onderwerp van de tekst noemen 
  • Functie INLEIDING: de lezer nieuwsgierig maken en onderwerp benoemen. 
  • Dat kan op de volgende vier manieren:
  • Het onderwerp aankondigen (= vertellen waar de tekst over gaat). 
  • Een kort grappig of bijzonder verhaaltje (= anekdote) vertellen 
  • Een of meer vragen stellen.
  • De aanleiding voor het schrijven noemen (= vertellen waarom je schrijft)

Slide 16 - Slide

  • Functie middenstuk: 
  • deelonderwerpen benoemen en uitleggen.
  • Functie slot: 
  • de tekst afsluiten, dat kan op de volgende drie manieren: 
  1. Conclusie
  2. Samenvatting
  3. Advies

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat doet de schrijver in deze inleiding?
A
De aanleiding voor het schrijven wordt genoemd.
B
Het onderwerp wordt aangekondigd.
C
Er worden een of meerdere vragen gesteld.
D
Een anekdote vertellen.

Slide 19 - Quiz

Aanleiding: staatssecretaris maakte afspraken met organisatoren van concerten en feesten
Onderwerp: Gehoorschade door muziek

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Wat doet de schrijver in deze inleiding?
A
De aanleiding voor het schrijven wordt genoemd.
B
Het onderwerp wordt aangekondigd.
C
Er worden een of meerdere vragen gesteld.
D
Een anekdote vertellen.

Slide 22 - Quiz

Aanleiding: rapport van experts over gehoorschade bij jongeren
Onderwerp: Gehoorschade door muziek

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Wat doet de schrijver in deze inleiding?
A
De aanleiding voor het schrijven wordt genoemd.
B
Op geen van de mogelijke manieren.
C
Er worden een of meerdere vragen gesteld.
D
Een anekdote vertellen.

Slide 25 - Quiz

Anekdote: Verhaal van Maure: De koptelefoon waarmee ze muziek luistert gaat nooit hard (omdat ze dat niet fijn vindt)

Slide 26 - Slide

titel, inleiding, middenstuk en slot

  • Functie van de titel: de lezer nieuwsgierig maken en/of het onderwerp van de tekst noemen
  • Functie inleiding: de lezer nieuwsgierig maken 
  • Functie middenstuk: deelonderwerpen behandelen. 
  • Functie slot: de tekst afsluiten

Slide 27 - Slide

blz 154 Op Niveau

Slide 28 - Slide

Opbouw van een alinea

  • Een alinea bestaat uit 2 delen: de KERNZIN en de uitwerking van de kernzin.
  • KERNZIN: de belangrijkste zin van een alinea (met daarin de belangrijkste  mededeling van de alinea), meestal de 1e, 2e of laatste zin van de alinea.
  • De KERNZIN wordt uitgewerkt door middel van VOORBEELDEN of een TOELICHTING.

Slide 29 - Slide

Aan de slag!
Stap 1: Open het boek Op Niveau (1V) op je laptop.
Stap 2: Lees het verhaal 'Harige Griezels' op bladzijde 153 en 154.
Stap 3: Open Begrijpend lezen les 4 in LessonUp.
Stap 4: Maak de slide hierna



Slide 30 - Slide

1. Op welke manier trekt de schrijver in de inleiding de aandacht van de lezer?

Slide 31 - Open question

2. In welke zin staat de belangrijkste informatie van alinea 2?

Slide 32 - Open question

3. Schrijf in eigen woorden op wat bedoeld wordt met hun giftanden in te zetten (r. 23).

Slide 33 - Open question

4. In welke zin staat de belangrijkste informatie van alinea 3?

Slide 34 - Open question

5. Is de laatste alinea de slotalinea van de tekst? Leg je antwoord uit.

Slide 35 - Open question

6. Wat is de belangrijkste informatie van deze alinea?

Slide 36 - Open question

7. Schrijf de kernzin van alinea 2, 3 en 4 op.

Slide 37 - Open question

8. Schrijf voor elke alinea op wat de andere zinnen bij de kernzinnen zijn. Kies elke keer uit:
A toelichting
B voorbeelden

Slide 38 - Open question

Klaar?
  • Dan mag je kiezen:
  • Keuze 1: Lees verder in je boek (laptop dicht)
  • Keuze 2: Maak de opdracht op slide 34 (schrijf in je schrift) en controleer je antwoorden op slide  35.
  • Klaar met je keuze , maak dan de andere keuze en lees daarna verder in je boek.

Slide 39 - Slide

Aan de slag!
Maak het schema kloppend. De tekstdoelen staan op de juiste plaats.

                     
                      
                          
             
                   


TEKSTDOEL
TEKSTSOORT
TEKSTVORM
1. Informeren
2. activerende tekts
 3. reclame
4. Opiniëren
5. informerende tekst
6. leesboek
7. Amuseren 
8. betogende tekst
9. recensie
10. Overtuigen
11. beschouwende tekst 
12.mening tekst in krant
13. Overhalen
14. amuserende tekst  
15. encyclopedie

Slide 40 - Slide

ANTWOORDEN
Maak het schema kloppend. De tekstdoelen staan op de juiste plaats.

                     
                      
                          
             
                   


TEKSTDOEL
TEKSTSOORT
TEKSTVORM
1. Informeren
5. informerende tekst
 15. encyclopedie
4. Opiniëren
11. beschouwende tekst
12.mening tekst in krant
7. Amuseren 
14. amuserende tekst  
6. leesboek
10. Overtuigen
8. betogende tekst 
9. recensie
13. Overhalen
2. activerende tekts
3. reclame

Slide 41 - Slide

Wat ging goed?

Slide 42 - Slide

Ik weet hoe een alinea is opgebouwd

Ja
Nee
Een beetje

Slide 43 - Poll

Ik weet welke functies de titel, de inleiding, het middenstuk en het slot heeft

Ja
Nee
Een beetje

Slide 44 - Poll