Nederlands + Rekenen 30-3

• Studielessen
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

Nederlands toets hoofdstuk 3

Hoofdpersonen

- Belangrijkste persoon in het verhaal.

Tekstdoel

Informeren

Nauwkeurig lezen doe je zo:
Aandachtig lezen
Wat staat er echt?

5W 1H vragen

Verwijswoorden 

Enkelvoud
hij, hem, zij/ze, haar, het.

Meervoud:
ze

Warm

Geven
Boven
Groot
Enkelvoud
Rijk

Koud
Nemen
Onder
Klein
Meervoud
Arm

Onderwerp (o)

hij repareert zijn fiets.

wie of wat + werkwoordelijke gezegde (wg)?

Lijdend Voorwerp (Lv)

hij repareert zijn fiets.

Wie of wat + wg + o?

Sterke werkwoorden

ik vind ->
Hun bijten ->

Zelfstandig naamwoord

De bal ->
Het glas ->
Het gevaar ->

Succe met de toets

Hele werkwoord	lopen	fluiten	snijden
Ik-vorm t.t.	ik loop	ik fluit	ik snijd
verleden tijd enkelvoud	hij liep	zij floot	hij sneed
verleden tijd meervoud	wij liepen	zij floten	ze sneden

Klaar met de toets? Rekenen bladzijde 296 - 304.

Rekenen samen nakijken