Bouwsteen 01 - Spreken (2F)

Bouwsteen 01 - Spreken (2F)
Gesprek, overleg, presenteren, ...
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bouwsteen 01 - Spreken (2F)
Gesprek, overleg, presenteren, ...

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Doelgericht in gesprek of overleg

Gesprek: altijd één of meer doelen
(bijvoorbeeld overtuigen, informeren, instrueren of amuseren)


Slide 4 - Slide

Doelgericht in gesprek of overleg

Doel: ‘informatie uitwisselen’ -> aan dat doel houden.
Belangrijk: in gesprek niet afdwalen.

Dat kun je doen door:
expliciet benoemen wat doel is.
Bijvoorbeeld: Zou je me meer willen vertellen over …


Slide 5 - Slide

Doelgericht in gesprek of overleg

Doel: ‘informatie uitwisselen’ -> aan dat doel houden.
Belangrijk: in gesprek niet afdwalen.

Dat kun je doen door:
expliciet te benoemen dat je afdwaalt.
Bijvoorbeeld: Ik merk dat we afdwalen. Volgens mij gaat het erom dat …


Slide 6 - Slide

Doelgericht in gesprek of overleg

Doel: ‘informatie uitwisselen’ -> aan dat doel houden.
Belangrijk: in gesprek niet afdwalen.

Dat kun je doen door:
het woord te geven aan een ander.
Bijvoorbeeld: Mark, ik ben benieuwd welke informatie jij hebt over …




Slide 7 - Slide

Vragen stellen
Open vragen
Gesloten vragen

Doorvragen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Gesloten vragen
Beperkte antwoorden mogelijk

  • Ja/nee vragen
  • Controlevragen
  • Meerkeuzevragen

Slide 10 - Slide

Ja-/nee-vragen
Dit zijn vragen die je met ‘ja’ of ‘nee’ kunt beantwoorden.

Je gebruikt ze als gespreksopener of om de richting van een gesprek te bepalen. Meestal beginnen ze met een werkwoord. 

Een voorbeeld: ‘Zijn er bij jullie ook mogelijkheden om een lunch te krijgen?’

Slide 11 - Slide

Controlevragen
Meer duidelijkheid krijgen of vragen om bevestiging.

In je vraag vat je min of meer samen wat je net gehoord hebt. 

Een voorbeeld: "Begrijp ik het goed dat de school dus ‘ja’ zegt tegen deze activiteitendag?"

Slide 12 - Slide

Meerkeuzevragen
Je helpt je gesprekspartner op weg door alvast een aantal antwoorden aan te bieden.

Bijvoorbeeld: ‘Wat is beter voor onze activiteitendag: een survivaltocht, een escaperoom of een stadswandeling?’

Slide 13 - Slide

Open vragen
Neutraal.
Je nodigt de ander uit om zijn verhaal te vertellen, kennis te delen of zijn mening te geven.
Als je informatie wilt verzamelen, is het stellen van open vragen verstandig.

    5xW+H    ->

Slide 14 - Slide

Open vragen
  • Wat zijn de voordelen van een Krone maaier?
  • Waarom mag niet met je gele camper naar de Zwarte Cross?
  • Hoe start jij je auto bij -20C?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Doorvragen
Wanneer? Als je niet precies de gewenste informatie krijgt.

Vraag bijvoorbeeld naar details of vraag om meer over een bepaald onderwerp te vertellen.

Slide 21 - Slide

Doorvragen
Enkele voorbeelden:
  • ‘Wat bedoelt u daar precies mee?’
  • ‘Zou u over die activiteiten voor jongeren wat meer kunnen vertellen?’
  • ‘Kunt u uitleggen hoe het dan precies gaat als we bij jullie binnen zijn?’

Slide 22 - Slide

Aan het woord komen ...
• Afwachten tot er een stilte valt en dan praten.
• Antwoord geven en daarna eigen informatie toevoegen.
Bijvoorbeeld: ‘Ja dat klopt, maar …’
• Lichaamstaal (non-verbale communicatie). Bijvoorbeeld oogcontact.
(Een spreker die (bijna) klaar is met spreken, richt zijn/haar ogen meestal op de groep en/of de volgende spreker.)
• Je maakt de zin van de ander af (vorm van onderbreken).

Slide 23 - Slide

Aan het woord blijven ...
• vraag van de spreker herhalen
• woorden of zinsdelen van jezelf herhalen
• standaardzinnen gebruiken (“Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag”).
• tussenzinnen gebruiken voordat je bij de kern komt.
• op een opvallend moment pauzeren (zeg ‘en’, men weet dan dat er nog iets volgt)

Slide 24 - Slide

Digitaal spreken?
Ja, dat gebeurt heel veel.
Onderzoek naar gesprekken tussen mensen wijst o.a. uit dat:
  • 51% van de jongeren de voorkeur geeft aan digitale gesprekken, bijvoorbeeld via WhatsApp.
  • 43% van de jongeren digitale gesprekken even waardevol vindt als face-to-facegesprekken.
  • jongeren niet minder face-to-facegesprekken voeren.

Slide 25 - Slide

LSD
Heel belangrijk in een gesprek:
  • Luisteren
  • Samenvatten
  • Doorvragen

Slide 26 - Slide