spreken 5 - verwoording

Spreken voor vwo 5
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Spreken voor vwo 5

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- je maakt kennis met de klassieke retorica;
- je leert om retorische middelen te gebruiken;
- je leert om je publiek te boeien met meer dan alleen de inhoud van je verhaal;
- je leert om non-verbale communicatie in te zetten om je boodschap te versterken.

Slide 2 - Slide

Opbouw module
Met behulp van deze module leer je om je mening krachtig te verwoorden. In vijf fasen bereid je een speech voor. 
Fase 1: klassieke retorica
Fase 2: taken van de spreker
Fase 3: structuur en de argumentatie 
Fase 4: verwoording
Fase 5: het spreken 

Slide 3 - Slide

Elocutio
Let op de volgende punten bij de verwoording:
- spreek duidelijk (bondig, direct) met een woordkeuze die het overtuigingsdoel steunt;
- spreek grammaticaal simpel
;
- spreek de taal van de hoorder (ken zijn ‘mythe’ – normen, waarden, veronderstellingen)
;
- maak indruk met je woorden, wees levendig, beeldend en schep een band met je hoorders; 
- benut waar mogelijk ‘special effects’: woord- en klanktrucs
.

Slide 4 - Slide

Stijlfiguren
  1. Drieslag 
  2. Repetitio 
  3. Antithese 
  4. Anafoor 
  5. Beeldspraak 
  6. Chiasme 
  7. Retorische vraag 
  8. Paradox 
  9. Eufemisme 
  10. Enumeratio 
  11. Hyperbool 

Welke retorische middelen komen in het volgende filmpje voor?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Antwoorden bij Wilders
Zie bijlage 2 voor de tekst van de speech.

Slide 7 - Slide

Anafoor
Antithese
Beeldspraak
Chiasme
Drieslag
Enumeratio
Eufemisme
Hyperbool
Retorische vraag
‘I have a dream.’ (Martin Luther King)
Wie wil er niet zonder file naar zijn werk rijden?
Zij steunen elkaar door dik en dun.
‘Je kunt een kind wel uit de oorlog halen maar hoe haal je de oorlog uit een kind?’ (Warchild)
‘Government of the people, by the people, for the people’ (Abraham Lincoln)
Deze situatie is een tikkende tijdbom.
Twee, zes, twintig, honderd mensen kwamen naar het feest toe.
Een herverdeling van middelen (ingrijpende bezuinigingen)
“Ik heb je al wel honderd keer gezegd dat je een regenjas moet aantrekken.”

Slide 8 - Drag question

Bij je spreekbeurt...
Zorg dat je minimaal drie keer een stijlfiguur gebruikt!
Drieslag 
      Repetitio 
          Antithese 
               Anafoor 
                    Beeldspraak 
                           Chiasme 
                                 Retorische vraag 
                                       Paradox 
                                             Eufemisme 
                                                   Enumeratio 
                                                         Hyperbool 

Slide 9 - Slide

Becommentarieer elkaars tekst
Bedenk samen welke stijlfiguren je in de tekst zou kunnen verwerken. 

Slide 10 - Slide

Memoria
1. Bereid de tekst voor:
     a. Is de tekst helemaal vastgelegd, probeer dan de saaiheid te bestrijden. 
     b. Is het een kwestie van voorbereid improviseren, oefen dan met geheugensteuntjes (en benut visueel materiaal als geheugensteun).
    c. Is het een kwestie van grotendeels improviseren (vergadering, werkoverleg), zet dan zo mogelijk toch iets op papier.
2. Bereid de omgeving voor:
    a. Zorg dat je weet hoe de techniek werkt en dat het allemaal functioneert.
    b. Zorg dat je hand-outs hebt (indien nodig).
    c. Zorg voor een slokje water (zeker bij een langere speech kan het prettig zijn om je keel soepel te houden).
3. Bereid jezelf voor:
    a. Wees uitgerust.
    b. Zorg dat je stemoefeningen hebt gedaan.
    c. Denk aan je uiterlijke verzorging.

  • kaartjes?
  • uitgeschreven tekst?
  • structuur?

Slide 11 - Slide

Actio
  • Bedenk dat je er nooit zo nerveus uitziet als dat je je voelt. 
  • Het feit dat je nerveus bent, wil nog niet zeggen dat je het niet goed doet. Sterker nog, spanning helpt je presteren.
  • Wanneer je oefent zal je presentatie ook beter worden. 
  • Focus je tijdens het spreken op het publiek en niet op jezelf. 
  • Probeer te visualiseren hoe goed je het doet. 
  • Je kunt het!

Lees de tips op blz. 20-22.

Slide 12 - Slide

1

Slide 13 - Video

04:40
Welke tip neem jij mee?

Slide 14 - Mind map