Les 20 24 januari 2025

Les 20 24 januari 2025
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecondary Education

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 20 24 januari 2025

Slide 1 - Slide

L20 Wat doen we vandaag? 

Welkom! 
1. Uitleg over jullie boekpresentatie (over een paar weken).  

2. Dictee no. 2
3. Cursus Fictie: Gedichten
4. Oefeningen maken

5. Cursus Spelling paragraaf 8 (zwakke werkwoorden vt). 
6. Lesafsluiting

Slide 2 - Slide

Boekpresentatie
Jullie gaan de volgende fysiek les en de les erna weer een boekpresentatie doen over je Nederlandse leesboek. 

Zie de informatie bijgesloten bij de email over huiswerk.  

Slide 3 - Slide

Cursus Fictie 
paragraaf 4: over gedichten

Slide 4 - Slide

Cursus Fictie 
paragraaf 4: over gedichten

We lezen het gedicht op pagina 82 klassikaal

Slide 5 - Slide

zou ik ze pakken,
de witvis in 't wier bijeen
dan schoten ze weg



Matsuo Basho (1666) 

Slide 6 - Slide

snel repeteert hij
de opstelling van Ajax
want zijn kleinzoon komt

(kees van kooten, 2020)

Slide 7 - Slide

pluisjes en veertjes
komen in een haiku vaak
veelzeggend terecht

(kees van kooten, 2020)

Slide 8 - Slide

Terminologie (zie boek: Fictie par. 4)

haiku
strofe
eindrijm
versregel
voordragen

Slide 9 - Slide

Cursus Fictie 
paragraaf 2: personages

ga naar pagina 69 

Slide 10 - Slide

De hoofdpersoon is het belangrijkste personage in het verhaal.

In het verhaal zijn ook personages met kleine rollen, die noem je bijfiguren.

Als jij je goed in het personage kan verplaatsen, dan kun jij je inleven in dat personage.
Meeleven wil zeggen dat je wilt dat het goed gaat met een personage


Herhaling: Cursus fictie paragraaf: Personages

Slide 11 - Slide

Cursus Fictie 
paragraaf 2: personages

ga naar pagina 69 

Slide 12 - Slide

Opdrachten
Cursus 3 Fictie §2 Personages : maak opdracht 3 (in je schrift).


Tijd over? Ga dan of wat lezen in je leesboek. 

Slide 13 - Slide

Even oefenen!
Tijdens de pubquiz ... (beantwoorden) je alle vragen.
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoort

Slide 14 - Quiz

Evaluatie: pvtt spellen

Slide 15 - Slide

De pvtt (herhaling)
  • pv = persoonsvorm = de vervoegde vorm van het werkwoord: hoort bij het onderwerp
  • tt = tegenwoordige tijd = nu

Voorbeeld: ik loop, jij loopt, hij loopt, wij lopen, jullie lopen, zij lopen. 

Slide 16 - Slide

De pvtt goed spellen
Eerst de ik-vorm maken



Dan de vervoeging


laat -en weg
gooien - gooi
Let op! Soms ietsje veranderen:
laden - laad, boffen - bof
beloven - beloof, reizen - reis

Slide 17 - Slide

En nu: pv verleden tijd

Slide 18 - Slide

Welke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd (loop - liep)?
A
Sterke werkwoorden
B
Zwakke werkwoorden

Slide 19 - Quiz

Verleden tijd
2 manieren:
- klankverandering bij klankveranderende werkwoorden 
(sterke werkwoorden) loop - liep 
- ik-vorm + de(n) of te(n) bij klankvaste werkwoorden
(zwakke werkwoorden) werk - werkte
Hulpmiddel: 't ex-kofschip/'t ex-fokschaap

Slide 20 - Slide

Leg uit: hoe gebruik je
't ex-kofschip/'t ex-fokschaap?

Slide 21 - Open question

Pv verleden tijd: zwakke werkwoorden
Meestal kun je wel horen of je in de verleden tijd de(n) of te(n) moet gebruiken. Lukt dat niet..? 

Gebruik dan: ' T EX-KOFSCHIP
Regel:
Kijk naar de laatste letter van de stam (werkwoord min -en).
Als dat een x, t, k, f, s, ch of p is, schrijf je -te(n). Zo niet, -de(n) 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Voorbeelden pvvt
Werken - stam: werk - ik werk, ik werkte
Soms krijg je dubbel -d of dubbel -t
Beantwoorden - stam: beantwoord - ik beantwoord, ik beantwoordde
Berichten - stam: bericht - ik bericht, ik berichtte

Soms is de ik-vorm anders dan de stam
Blaffen - stam: blaff - ik blaf, ik blafte
Veinzen - stam: veinz - ik veins, ik veinsde

Slide 24 - Slide

Even oefenen.
Alle leerlingen ... (lachen) hard.
A
lachden
B
lachdden
C
lachten
D
lachtten

Slide 25 - Quiz

Ik ... (verwachten) nog een brief.
A
verwachte
B
verwachtte

Slide 26 - Quiz

Zij ... (surfen) over de golven.
A
surfden
B
surfdden
C
surften
D
surftten

Slide 27 - Quiz

... (erven) jij veel geld van je oudtante?
A
Erfde
B
Erfte
C
Ervde
D
Ervte

Slide 28 - Quiz

Huiswerk werkwoordspelling
Nieuw Nederlands hoofdstuk 7 Spelling

§ 8 Pvvt

  • Denk nog even aan het filmpje dat we in de les hebben gezien en maak: 
  • Opdracht 2, 4, 5

Slide 29 - Slide

Evaluatie en vooruitblik

Slide 30 - Slide

Lesafsluiting
Volgende week weer een online les, tot dan! 

Het huiswerk voor deze week is
 ▪ Lees in je leesboek  

 ▪ Cursus 7 spelling §8 Denk nog even aan het filmpje over 't ex-kofschip dat we in de les hebben gezien en maak opdracht 2, 4, 5. 
 ▪ Cursus 3 Fictie §4 over gedichten  
Maak opdracht 6 



Tot volgende week op st Conleth's


  
  

Slide 31 - Slide