Do 21 sept Stam en Ik-vorm van het werkwoord

Stam en ik-vorm
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Stam en ik-vorm

Slide 1 - Slide

STAM OF IK-VORM?
slapen 
     stam = slap
     ik-vorm = slaap

hoeven
     stam = hoev
     ik-vorm = hoef

Slide 2 - Slide

Stam en ik-vorm
Infinitief
Stam
Ik-vorm
vinden
vind
(ik) vind
lopen
lop
(ik) loop
vallen
vall
(ik) val
beloven
belov
(ik) beloof

Slide 3 - Slide

Drie kolommen : werkwoord, stam en ik-vorm.

zitt
A
werkwoord
B
stam
C
ik-vorm

Slide 4 - Quiz

stam en ik-vorm van: geloven
A
gelov, geloof
B
gelov, geloov
C
geloven, gelov
D
geloov, geloof

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

fronzen
A
frons-frons
B
fronz-fronz
C
fronz-frons
D
frons-fronz

Slide 6 - Quiz

Wat moet je doen om van de stam de ik-vorm te maken? Soms moet je 2 dingen veranderen!!

frituren - ........ - ik .........

A
klinker toevoegen
B
medeklinker weghalen
C
van een z een s maken
D
van een v een f maken

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

stoven
A
stoof - stoof
B
stove - stoof
C
stov - stof
D
stov - stoof

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

babbelen
A
babb-bab
B
babbel - babbel
C
babbelen-babbele
D
bab-babbe

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

bewegen
A
bewege-beweg
B
beweg-beweg
C
beweg-beweeg
D
bewege - beweeg

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

blozen
A
bloos-bloos
B
bloz-bloos
C
bloz-bloz
D
bloz-blos

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

beoordelen
A
beoordeel-beoordeel
B
beoordel-beoordeel
C
beoordele - beoordel
D
beoordele - beoordeel

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

bekennen
A
beken - beken
B
bekenn - bekenn
C
bekenn - beken
D
beken - bekenn

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

geloven
A
gelov - geloof
B
gelof - geloof
C
gelov - geloov
D
geloov - geloof

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

wenken
A
wenke - wenk
B
wenk - wenken
C
wenk - wenk
D
wenken - wenk

Slide 15 - Quiz

Wat moet je doen om van de stam de ik-vorm te maken? Soms moet je 2 dingen veranderen!!

verliezen - verliez- ik verlies

A
klinker toevoegen
B
medeklinker weghalen
C
van een z een s maken
D
van een v een f maken

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

begeleiden
A
begeleide - begeleid
B
begeleid - begeleid
C
begeleiden - begeleide
D
begeleide - begeleiden

Slide 17 - Quiz

Wat moet je doen om van de stam de ik-vorm te maken? Soms moet je 2 dingen veranderen!!

accepteren - accepter - ik .........

A
klinker toevoegen
B
medeklinker weghalen
C
van een z een s maken
D
van een v een f maken

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

beven
A
bev - beef
B
beven - beef
C
bev - beev
D
bef - beef

Slide 19 - Quiz

Wat moet je doen om van de stam de ik-vorm te maken? Soms moet je 2 dingen veranderen!!

vertoeven - .......... - ik ........

A
klinker toevoegen
B
medeklinker weghalen
C
van een z een s maken
D
van een v een f maken

Slide 20 - Quiz

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

kopiëren
A
kopie - kopieer
B
kopiër - kopiër
C
kopiër - kopieer
D
kopieer - kopieer

Slide 21 - Quiz

Huiswerk voor ma 25 sept
Maken opdr. 25 t/m 27



Dictee oefenen op school (opdr. 28)

Slide 22 - Slide