Stijlfiguren les 2 - 22112023

Nederlands  
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Nederlands  

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
  • Lezen (10')
  • Boektoets 6 december
  • Herhaling beeldspraak en theorie stijlfiguren: herhaling, tegenstelling, opsomming (5')
  • Introductie vergelijking, metafoor, personificatie, hyperbool, understatement en eufemisme (15') 
  • Opdracht IJskoud en huiswerk voor volgende week

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Je bedoelt niet letterlijk wat je zegt, maar gebruikt beelden om iets sterker uit te drukken. We herhalen: de vergelijking, de metafoor en de personificatie.

Slide 4 - Slide

Stijlfiguren
  • kun je gebruiken om een tekst of een debat/gesprek levendig en aantrekkelijk te maken
  • gebruik je om iets te benadrukken, om ergens de aandacht op te vestigen

Slide 5 - Slide

De vergelijking
eigenschap van het OBJECT
een BEELD
vergelijken met

Slide 6 - Slide

De metafoor
Tekst
alleen BEELD, het object wordt niet genoemd

Slide 7 - Slide

Personificatie
De tijd vliegt ...
Levensloze zaken worden voorgesteld als een levend iets ...

Slide 8 - Slide

Hyperbool

Als je overdrijft:


Het duurde tien jaar voordat je eindelijk eens terugbelde!

Slide 9 - Slide

Understatement

Als je iets afzwakt. Iets is minder mooi, groot of belangrijk dan het in werkelijkheid is.


Mijn rijke oom heeft een stulpje in Monaco gekocht.

Slide 10 - Slide

Eufemisme
Als je iets 'verzachtend' of netter uitdrukt, dan het in werkelijkheid is. De werkelijkheid is niet zo prettig of netjes.

Uw zoon heeft een heel eigen manier van 
communiceren met de docent.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

stijlfiguren

Slide 13 - Slide

even oefenen ...

Slide 14 - Slide

Ze fluisterde, sprak, nee, ze schreeuwde het uit.
A
hyperbool
B
climax
C
pleonasme

Slide 15 - Quiz

Ik ergerde me dood aan zijn gedrag.
A
tegenstelling
B
tautologie
C
eufemisme
D
hyperbool

Slide 16 - Quiz

'Wel een aardig optrekje', zei de miljonair toen hij zijn nieuwe landhuis betrok.
A
understatement
B
eufemisme
C
tegenstelling
D
hyperbool

Slide 17 - Quiz

Uw bedrijf groeit, groeit en groeit.
A
tegenstelling
B
climax
C
retorische vraag
D
herhaling

Slide 18 - Quiz

'Ik mag ook nooit wat!', schreeuwde de puber tegen haar moeder.
A
hyperbool
B
climax
C
litotes
D
tegenstelling

Slide 19 - Quiz

Nee, ik hoef niet meer, ik heb genoeg, ik zit vol, ik klap bijna uit elkaar.
A
hyperbool
B
tegenstelling
C
climax
D
opsomming

Slide 20 - Quiz


A
opsomming
B
tegenstelling
C
hyperbool
D
eufemisme

Slide 21 - Quiz

beeldspraak

Slide 22 - Slide

De wind fluistert door de bladeren.
A
metoniem
B
vergelijking
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 23 - Quiz

Zijn vertolking van Mozart was prachtig.
A
metoniem
B
metafoor
C
vergelijking
D
personificatie

Slide 24 - Quiz

De dood zit hem op de hielen.
A
personificatie
B
synesthesie
C
metafoor
D
metoniem

Slide 25 - Quiz

De tijd kroop voorbij.
A
synesthesie
B
metafoor
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 26 - Quiz


straten lijken te huilen
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem
D
personificatie

Slide 27 - Quiz

Huiswerk
- Maak opdr. 1 en 2  (p. 56-59)
- Zoek een songtekst (in het Nederlands) OF een artikel of column uit de krant (www.nexisuni.nl op wifi van school) en markeer daarin alle vormen van figuurlijk gebruikte taal (dus alle vormen van beeldspraak en alle stijlfiguren). Schrijf erbij waar deze beeldspraak naar verwijst / wat het betekent. Lever deze in in de ELO.

Slide 28 - Slide