vergelijking, metafoor, metoniem, hyperbool, understatement, litotes en eufemisme
beeldspraak en stijlfiguren
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
beeldspraak en stijlfiguren
Slide 1 - Slide
Zo bleek als een doek
Slide 2 - Slide
Vergelijking
Bij een vergelijking wordt iets uit de werkelijkheid/object (mens, dier of ding) vergeleken met een beeld. Ze staan dus beide in een zin. (object en beeld)
Hij is zo bleek als een doek. werkelijkheid beeld object
Slide 3 - Slide
Dat meisje is zo onschuldig als een lammetje
werkelijkheid beeld
Slide 4 - Slide
B
Slide 5 - Slide
Een metafoor
Bij een metafoor wordt het beeld alleen genoemd, de werkelijkheid wordt niet genoemd. alleen B
Het is hier een zwijnenstal, ruim op! beeld
De werkelijkheid is bijvoorbeeld een slaapkamer.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Metafoor 2
Dat schaap is er alweer ingetrapt. beeld Een reus van een kerel. beeld De overheid gaat snoeien in de uitgaven (verminderen) Het regent klachten bij de zorginstelling. metafoor werkwoord (metafoor in een werkwoord)
Slide 8 - Slide
Hoge bomen vangen veel wind
Slide 9 - Slide
personificatie
Een levenloos ding wordt voorgesteld als een persoon.
Hoge bomen vangen veel wind (bomen hebben geen handen) Het gevaar loerde op elke straathoek (gevaar kan niet kijken) De toekomst lacht je toe
Slide 10 - Slide
Metonymie
De beeldspraak berust niet op een vergelijking, maar op een specifieke eigenschap van het object.
- Je noemt een deel in plaats van het geheel
(even de neuzen tellen) - Je noemt het geheel in plaats van een deel (Het VML heeft het Van Abbedebat gewonnen)
Slide 11 - Slide
Even de neuzen tellen
Slide 12 - Slide
Metonymie 2
- Je noemt het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp (hij won goud) - Je noemt een aardrijkskundige naam, maar je bedoelt het product dat daarmee verbonden is. (Ik eet het liefst edammer)
Slide 13 - Slide
Metonymie 3
- Je noemt plaats/ruimte, maar je bedoelt de mensen die daar zijn. (De zaal gaf een enorm applaus.) - Je noemt de producent, maar je bedoelt het product: een Apple - Je noemt de eigenschap, maar je bedoelt de persoon (die lange)
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Stijlfiguren
Vandaag:
Hyperbool
understatement
litotes
eufemisme
Slide 16 - Slide
Hyperbool
De inhoud van de mededeling wordt enorm vergroot (overdrijving)
Hij barst van het geld (hij is rijk)
Ik word stapelgek van die man.
Ik verveel me dood
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Understatement
- Met een understatement zwak je de mededeling af.
- Je zegt dat iets minder mooi, groot of belangrijk is dan in
werkelijkheid.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Voorbeelden understatement
- Als je een één voor die toets hebt gekregen, zul je wel een paar
foutjes gemaakt hebben.
- Die regisseur heeft met zijn speelfilms ongetwijfeld een paar
centjes verdiend.
- Mijn steenrijke oom heeft een stulpje aan de Rivièra gekocht. - Zo'n drastische prijsverhoging zal niet bevorderlijk zijn voor de
export van het product. (= ronduit slecht)
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Litotes
- Er wordt een mededeling gedaan door het tegenovergestelde
te ontkennen.
- De litotes lijkt op een understatement.
- Het is een stijlfiguur waarbij je schijnbaar iets ontkent of
verkleint met het doel datgene wat je bedoelt des te meer uit
te laten komen.
Slide 23 - Slide
Voorbeelden litotes
- Mijn vriend Peter is niet vies van een haring.
(gek op haring)
- Dat is geen slecht idee. (goed idee)
- Hij is niet achterlijk. (slim)
- Daar ben ik niet blij mee. (heel vervelend)
- Dat is niet onwaarschijnlijk.
(Ik vind dat geen verkeerd plan)
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Eufemisme
- Een eufemisme is een manier om iets verzacht uit te drukken. - Door een eufemisme te gebruiken kan je iets wat onaardig is
zeggen of schrijven zonder dat het onaardig, gruwelijk of vies
klinkt.
Hij is helaas niet meer onder ons.
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Voorbeelden eufemisme
- Volgens mij is er aan jou een steekje los! (gek)
- De examinator heeft onzorgvuldig gehandeld. (grote fouten
gemaakt) - De dierenarts heeft de hond laten inslapen (= gedood) - De directie wil het personeelsbestand afslanken (= personeel
ontslaan) - Hij is een bekende van de politie (een boef)
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Wat is een metafoor?
Slide 30 - Open question
Wat is het verschil tussen een vergelijking en een metafoor?