5.2 Chromosomen bekijken 4V 2425

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.2 Chromosomen bekijken
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.2 Chromosomen bekijken

Slide 1 - Slide

Vraag
  1. Wat is een gen? Een stukje op een chromosoom dat .........
  2. Wat is een allel? Een versie van een ........
  3. Hoeveel allelen hebben we van elk gen?
  4. Wat is je genotype? 
  5. Wat is je fenotype?

Slide 2 - Slide

Doel 5.2
Leerdoelen 3 t/m 6 uit je boek

Wat kunnen we zien aan chromosomen?
Welke mutaties kunnen plaatsvinden?
Hoe erven erfelijke eigenschappen over?





Slide 3 - Slide

Leerdoel 3 en 5
  • Je herkent in een karyogram geslachtschromosomen en autosomen en benoemt het karyotype (leerdoel 3)
  • Je trekt aan de hand van een karyogram conclusies over mutaties (leerdoel 5)






Slide 4 - Slide

Autosomen/ geslachtschromosomen
Geslachtschromosomen
het chromosomenpaar dat 
het geslacht bepaalt
XX, XY bij mensen.
Autosomen
alle andere chromosomen.

Slide 5 - Slide

Karyogram (foto)
Alle chromosomen 
gerangschikt op lengte

Homologe chromosomen 
bij elkaar

Slide 6 - Slide

Karyotype
Tekstuele vertaling van het 
karyogram
Totaal aantal chromosomen
+ aantal en type 
geslachtschromosomen
46, XX

Slide 7 - Slide

Wat is het karyotype?

Slide 8 - Slide

Karyotype
45, X
Er ontbreekt een geslachts-
chromosoom
Syndroom van Turner

Slide 9 - Slide

Karyotype
47, XX +21 of
47, XY, +21
Wat zou dit betekenen?

Slide 10 - Slide

Karyotype
47, XX +21 of
47, XY, +21
Trisomie 21 = 
syndroom van Down

Slide 11 - Slide

Karyotype
47, XX +21 of
47, XY, +21

Trisomie 21 = 
syndroom van Down

Slide 12 - Slide

Leerdoel 4
Je beschrijft verschillende typen mutaties en noemt oorzaken




Slide 13 - Slide

Mutaties
Bij elke celdeling kunnen kopieer- of delingsfouten plaatsvinden -> mutaties

Als dit gebeurt bij het aanmaken van geslachtscellen dan erven de nakomelingen dit veranderde DNA.



Slide 14 - Slide

Mutaties
Sommige invloeden van buitenaf vergroten de kans op mutaties: UV straling, radioactieve straling, chemische stoffen (roken bijv).
Deze dingen noem je mutageen.



Slide 15 - Slide

Mutaties
Puntmutatie: één base is gewijzigd (maximaal 1 gen)

Chromosoommutatie: deel van een chromosoom is gewijzigd  (meerdere genen)

Genoommutatie: wijziging in hele chromosomen (minder of meer)

Slide 16 - Slide

Puntmutaties
Wat verandert
er aan het 
eiwit?

Slide 17 - Slide

verkeerde base
deletie
  insertie

Slide 18 - Slide

Frameshift

Slide 19 - Slide

Puntmutatie
Frameshift

Slide 20 - Slide

Leg uit dat een frameshift mutatie waarschijnlijk grotere gevolgen heeft dan een base-vervanging

Slide 21 - Open question

Mutaties
Bij een wijziging in de basevolgorde zal het eiwit vaak ook een andere aminozuurvolgorde hebben. Het werkt daardoor niet meer of het werkt juist extra goed. Daardoor levert het een ander allel en dus een andere eigenschap op.


Slide 22 - Slide

Chromosoommutatie

Slide 23 - Slide

Genoommutatie

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Eigenschappen
DNA->RNA->Eiwit->eigenschap

Ander DNA = andere eigenschap

Wel afhankelijk van de plek en het moment

Slide 26 - Slide

Eigenschappen
Alle erfelijke eigenschappen zijn terug te voeren of de aan-/ afwezigheid van een eiwit.
Eiwitten kunnen de volgende functies vervullen:
hormoon, receptor, poort, transport, structuur, beweging, opslag, enzym, genregulatie.
Mutaties kunnen dus op verschillende plekken verschillende effecten hebben.

Slide 27 - Slide

Opsporen van afwijkingen
Omdat verschillende allelen van hetzelfde gen een andere DNA code hebben kan met DNA onderzoek worden aangetoond of iemand een genetische afwijking heeft/ drager is.

Slide 28 - Slide

Leerdoel 6
Je legt uit hoe variaties in de haplotypen van de chromosomen in de geslachtscellen ontstaan en hoe de meiose leidt tot variatie bij het nageslacht 






Slide 29 - Slide

Oogkleur






Haarkleur




Bloed-
groep




Neusvorm
Gen-allel-haplotype

Slide 30 - Slide

Meïose I

Slide 31 - Slide

Doel 5.2
  • Je herkent in een karyogram geslachtschromosomen en autosomen en benoemt het karyotype (leerdoel 3)
  • Je beschrijft verschillende typen mutaties en noemt oorzaken (leerdoel 4)
  • Je trekt aan de hand van een karyogram conclusies over mutaties (leerdoel 5)
  • Je legt uit hoe variaties in de haplotypen van de chromosomen in de geslachtscellen ontstaan en hoe de meiose leidt tot variatie bij het nageslacht (leerdoel 6)





Slide 32 - Slide

Huiswerk
In de online methode.
Kies een leerweg (default B).
Maak opdrachten 11, 14, 17, 19,
20, 22 van 5.2

Slide 33 - Slide